2 regeling, maar dan op ambtelijke uitbreiding van toepassing,is verklaard maai men op een gegeven moment ook op de nul—lyn wilde gaan zitten. Stelposten alleen zullen personeelsvraagstukken niet kunnen oplossen. Dat zal duidelijk zijn. Er doen zich iedere keer weer dingen voor, soms vrij onverwacht, waarvoor een grotere personele inzet nodig is. Hij wijst dan niet alleen op stadsuitbreiding, maar hij dacht dat een hele belangrijke factor van de bezetting van het personeel is gelegen in wat hij zou willen noemen de wets-uitbreidingen en daardoor de werk-uitbreiding. Als men het dagelijks bedrijf van de gemeente meemaakt is natuurlijk wat wekelijks door de handen van B.& V. gaat - formeel dan - dat nog al wat. Wat allemaal officièle beslissingen vraagt bij de huidige wetgeving en via allerlei regelingen enzovoorts zijn aantallen stukken om van te griezelen. Er zijn er dan wel veel bij waar B.& W. practisch met een paraaf conform van de secretaris of de betrokken portefeuillehouder kan worden volstaan, maar niet de ambtenaren. Die moeten ook al deze kleine dingen, waar helemaal geen principiële kwesties aan verbonden zijn mgq.T- puur wets-toepassingen betreffen, toch wel allemaal netjes uitwerken. Dat is een geweldige berg met werk en de raad moet zich daar niet op verkijken. Wat op een gegeven moment in de publieke discussie komt is niet eens het puntje van de ijsberg, als al van een ijsberg gesproken zou kunnen worden, van het doen en laten van de gemeente bij wat er allemaal gebeurt. Wat politiek of beleidsma^- tig niet interessant is maar wel een geweldige hoop werk met zich meebrengt. Hij dacht dat d&t ook de reden is waarom de ambtenaren het al langer hoe drukker Wat de medezeggenschaps—commissies betreft en de vraag waarom die er niet overal zyn, is een van de belangrijkste redenen wel, dat dergelijke commissies meestal zijn ontstaan via het initiatief en op vraag van de betrokkenen. Bij de secretarie is dat tot nu toe niet het geval geweest. Er is geen enkel bezwaar om naast het chefs-contact een dergelijke commissie in te stellen wanneer daar inderdaad behoef te aan zou blijken te bestaan. Bij het noemen van deze commissies is er eigenlijk nog een vergeten, n.l. de dienst—commissie bij de politie die eigenlijk daar toch wel als medezeggenschaps—commissie fungeert en waar mensen van verschillende rangen in vertegenwoordigd zijn. Het college wacht dus in deze zaak de dingen maar af. Waar de commissies zyn functioneren zij uitstekend. De wensen uit de secretarie komen inderdaad hij leest die verslagen - in het chefs-contact - dus van de secretaris met de chexs van de afdelingen, niet de diensthoofden - heus wel naar voren, maar als de men sen zouden menen dat zij op een andere manier in een medezeggenschaps-commissie willen zitten zal dat niet op onoverkomelijke bezwaren stuiten, dacht hij. De heer Mastenbroek sprak over de gevarieerde werktijden en zei blij zijn te horen, dat dat uitstekend bevalt. Althans hij beweerde dat te hebben gelezen. Dat staat er echter niet. In het antwoord staat, dat het G.O. vindt dat het goed loopt en dat de tijdelijke regeling een blijvende moet worden. Er staat dus niet meer en niet minder. Er zijn n.l. over de gevarieerde werktijden nog al wat mensen die enthou siast zijn maar hij behoeft ook niet te verhelen dat er bezwaren, die in het begin werden verondersteld aanwezig te zijn, nu toch ook wel zijn gebleken, In het G.O. zal daar dan ook nog eens rustig over gepraat moeten worden, dacht hij. In zijn antwoord staat dus niet dat het college vindt dat het zo prachtig is dat het blijvend zal worden gemaakt. Er is alleen het G.O. aangehaald als hij het ten minste goed heeft. Hij wil by deze wel toezeggen dat deze kwestie toch uiteraard in het G.O. terug moet komen en dat daar dan van gedachten gewisseld zal worden welke bezwaren nu naar voren zijn gekomen en welke voordelen. De heer MASTENBROEK heeft niet gezegd, dat het allemaal zo uitstekend voldoet. Hij heeft alleen gezegd dat met de nieuwe werktijdenregeling goede ervaringen zyn opgedaan. Hij dacht dat dat ook wel juist was als het G.O. tot de conclusie komt dat de tijdelijke regeling maar blijvend gemaakt moet worden. De VOORZITTER meentdat er ook wel nare ervaringen zijn opgedaan die dan ook eens met het G.O. besproken moeten worden. Als het G.O. inderdaad zo onfeilbaar zou zyn als de heer Mastenbroek meent, zou dat een hele zorg minder zyn, dacht hij. M ilf

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1978 | | pagina 43