2 houden en iedereen zoveel mogelijk van de welvaart wil laten genieten in die zin, dat zij persoonlijk welzijn kunnen genieten. Het is op een gegeven moment heel sim pel, om zich in de privé-sfeer bepaalde genoegens te ontzeggen maar van de ande re kant is het weer een economisch feit - en Bergen op Zoom kan daarvan meeprat ten - dat men zich economisch niet kan permiteren om b.v. niet te feesten. Als men b.v. denkt aan de ramp van 1953 toen niemands hoofd er naar stond om echt vastenavend te vieren, maar door het niet doorgaan van die viering heel wat mensen in de stad onmiddellijk zeer serieus in hun bestaan werden bedreigd, dacht hy daarmede voldoende te hebben aangetoond, hoe de maatschappij nu geworden is. Het is dan heel mooi om op te roepen tot matigheid, wat dan voor het persoonlijk karakter heel vormend kan zijn - dat doet de Raad van Kerken en de Wereldraad van Kerken dan ook wel - maar van de andere kant leven een hele hoop mensen van de uitbundigheid van anderen. Hij zou niet weten hoe men daar dan uit zou moeten komen. Op een gegeven moment kan dat ook gelden by de afweging van kleinere gemeentelijke belangen en uitgaven ten opzichte van het geheel. Zo wat nadenkend in het algemeen - en dan niet politiek nadenkend maar maatschap pelijk filosoferend - moet men hem maar vergeven, dat hij iets langer stil wil staan bij wat de heer van den Bulck schrijft in diens algemene beschouwingen. Als de heer van den Bulck dan b.v. schreef, dat men tegenwoordig geen grote bur gemeester meer nodig heeft, wist spreker/ook wel al zegt hy dat dan met een /d£ wat lachend gezicht. De tijd is voorbij dat de gemeente kan worden vergeleken met een groot bedrijf met aan het hoofd een manager. Dat is dan wel voltooid verle den tijd, indien die tijd al ooit werkelijk heeft bestaan. De heer van den Bulck snijdt met nieuwe bewoordingen die momenteel in de economie een nog al grote rol gaan spelen een oud vraagstuk aan van het evenwicht tussen welvaart en welzijn, welk onderwerp - en dat zal men kunnen begrijpen - hem bij zonder interesseert. Hij heeft altijd sterk verdedigd de harmonie die er moet zijn tussen welvaart en welzijn en ook het gebruik van die woorden wel eens veroordeeld omdat die op een gegeven moment wel eens dreigen slogans te worden, terwijl niemand meer precies weet wat daaronder moet worden verstaan en wat er in feite mee wordt bedoeld. Dan wordt ook een zinnige discussie daarover gauw erg moeilijk. Dit gezegd zijnde en tevens, dat hy eigenlijk grote waardering heeft voor de man nier waarop de heer van den Bulck dit vraagstuk benadert, wil spreker om hem te eren - en dan ook alleen met die bedoeling - daar toch wel een paar kantteke ningen by plaatsen, omdat die ook de discussies in de gemeente over bepaalde vraagstukken kunnen beinvloeden. Niet dus als algemeen economisch debat want daarvoor is het in de raad niet de plaats. Omdat daar echter punten bij aan de orde komen die inderdaad naar de mening van spreker de achtergrond kunnen bein vloeden van waaruit bepaalde vraagstukken in de gemeente benaderd moeten worden. Dan moet naar zyn smaak worden gezegd, dat de heer van den Bulck gelijk heeft als hij zegt dat het kostenprobleem toch wel anders is. Vroeger leerde men in de economieles dat er schaarse goederen en vrije goederen zyn. Hy meent, dat dat begrip, zoals dat vroeger werd geleerd, nu zo langzamerhand wel vergeten kan worden. In de maatschappij, de wereld van vandaag zijn er n.l. bijna geen echte vrije goederen meer. Vrije goederen zijn goederen die onbeperkt voorradig zyn en die dus geen voorwerp van huishouding kunnen uitmaken. Daar stond dan vroeger altyd het bekende voorbeeld bij, b.v. water, lucht, in uitgebreide steppen zou het gras kunnen zijn enzovoorts. Dat is er echter nu helemaal niet meer. Iets anders is, of er goederen zijn die op de kostenstaat van een bepaalde onder neming, groot of klein, als kosten worden opgevoerd en andere niet. Dan zou men b.v. lucht tot een vrij goed kunnen rekenen omdat lucht niet op de kostenstaat van een bedrijf hoeft voor te komen. Dat noemt de heer van den Bulck dan maat schappelijke kosten. Daar heeft hy dan micro-economisch wel gelijk in want op de kostenstaat van het bedryf komen zy niet voor. Maatschappelijk gezien zijn het echter naar zyn smaak wel gewoon kosten die ook berekend moeten worden in een moderne huishouding en zeker macro-economisch berekend moeten worden en ook kun nen worden. De opdracht die eens is verstrekt aan een ambtenaar in Den Haag, - hij weet niet meer precies bij welk ministerie - en welke economische ambtenaar moest trachten het welzijn te kwantificeren, dus b.v. uit te drukken hoeveel geld het genot van een goed toneelstuk waard is en dat soort zaken, lykt hem toch een vrij moefl.yke opgave.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1978 | | pagina 3