54
In deze wil hij ook nog graag wijzen op de brief die de democratiseringscommissie
heeft geschreven.
De tweede vraag is of B.& W. bereid zijn op het terrein van inspraak en voorlich
ting met een verordening te komen, m.a.w. zijn wij bereid ons op dit terrein aan
banden te leggen.
De affaire G.E.Plastics. Vooraf wil hij even rechtzetten een opmerking die hy in
zijn beschouwingen heeft gewijd aan de positie van de heer de Laet. Hy heeft daar
gezegd dat de naam van de heer de Laet als een van de ondertekenaars is vermeld
op net interne lijstje waarop de vervuiling van het afvalwater, lozingswater op
het gemeentelijk riool wordt vermeld. Dat is echter niet juist. Diens naam staat
ei n.l. niet onder. Hy heeft dat niet ondertekend. Boven aan het lijstje staan een
aantal namen, een stuk of 12 tot 14 en daar staat zijn naam wel by.
Daarmee blijft dan zijn gemaakte opmeridLng wel overeind staan.
De VOORZITTER moet dan toch zeggen, dat de WD-fractie mans genoeg is om zichzelf
in deze te verdedigen, en de heer de Laet kan dat zeker ook wel.
De heer de Laet heeft op de opmerking van de heer van den Bulck niet gereageerd
en nu begint deze daar zelf weer over. Hij moet zeggen, dat hy in het stuk van de
heer van den Bulck een hoop dingen erg heeft gewaardeerd. Dat weet de heer van
den Bulck zelf ook wel. Als echter deze uitlating van de heer van den Bulck op
/worden ieder raadslid zou gaan toegepast/wil hy wel eens zien wie er nog in de raad mag
blijven zitten. Aanhoudend komen hier belangen ter sprake waar raadsleden mee
over oordelen, waarin zy dan hetzjj door hun betrekking, hetzij door het vervullen
van een functie of hoe dan ook betrokken zijn. Als hy zo even rondkijkt en als dan
d&t principe zou moeten gaan gelden, dat men als raadslid in moeilijkheden komt
omdat men ergens werkt waar wel eens moeilijkheden met de gemeente uit zouden kun
nen voortvloeien, dan da.cht hij dat de helft van de raad wel onmiddellijk zou kun
nen vertrekken.
De heer HIJPELS wil daar nog aan toevoegen dat voor zijn fractie eigenlijk alleen
maar van belang is of men in zijn functie als raadslid ook de beschikking krijgt
over gegevens die voor het bedrijf waar men werkt of voor het eigen bedrijf van be-'
lang kunnen zyn. Daar doelen ook de artikelen in de gemeentewet op, ook in het
nieuwe ontwerp van de gemeentewet. Als men in de raad vertrouwelijke gegevens
krygt, of in de commissie of in de raadsvergadering, die men in het bedrijf kan
gebruiken, b.v. by makelaars of by projectontwikkelaars, dan is dat te bestrijden.
De heer de Laet krijgt in deze raad op geen enkele wijze gegevens. Het zou zelfs
zo kunnen zyn dat de heer de Laet bij G.E. gegevens krijgt die men in de raad heel
graag zou willen zien.
De VOORZITTER meent, dat dit altyd wel geldt. Als in een eerste stadium bestem
mingsplannen worden besproken, nog op de tekentafel zoals vroeger in de commis
sies, dan hebben raadsleden op een gegeven moment informaties die een ander niet
heeft. Als men dan van dat standpunt uit moet gaan zou hij zeggen: stuur dan maar
de helft van de raad naar huis. Hy vindt het bezwaarlijk om dit nu juist in dit
verband van de heer de Laet aan te halen. Daar heeft hij grote bezwaren tegen.
De heer VAN DEN BULCK heeft met deze opmerking niet bedoeld te zeggen, voor alle
duidelijkheid, dat de heer de Laet nu maar uit de raad zou. moeten. Hij heeft alleen
maar duidelijk willen maken dat er sprake is van belangentegenstellingen, dat men
sen daarbij keuzes zullen moeten maken. Hij dacht dat niet voor de eerste keer
te doen in deze raad. Hij heeft al eerder gewezen op het feit dat mensen met 2
petten op zitten. Dat hoeft dan niet altijd negatief te zyn, Hy dacht dat liet al
leen maar gaat om de constatering daarvan. Hen zal zich met elkaar moeten reali
seren, dat dat feitelyk is in deze maatschappij en dat dat problemen op kan leve
ren. Daar ging het hem om.
Dat vindt ae VOORZITTER dan wel akkoord, maar waarom dan deze heer alleen aange—
haald terwijl het op wel de helft van de raadsleden van toepassing zou kunnen zijn.
Hij moet dat in deze omstandigheden en op deze manier gewoon een gemene streek aan
het adres van de heer de Laet vinden.
Dan kan hij ook wel beginnen met: hoe staat de heer van den Bulck tegenover reno
vatie van het westelijk stadsdeel.
Mevrouw ELCEMAN dacht, dat iedereen daar zelf verantwoording over schuldig is.