33 Over het woningbedrijf spreekt de wethouder over het toewijzingsbeleid dat dan bin nenkort in de commissie aan de orde zal komen. Dit dan alvast als schot voor de boeg. De wethouder constateert dan: onder deze 325 dat zijn toegewezen woningen bevinden zich 30 woningen voor buitenlanders. Een bewijs voor de stelling, dat onz zorg voor deze categorie niet achterblijft bij die voor anderen. Dat vindt spreker dan merkwaardige logica. Getallen bewijzen n.l. niets zolang on duidelijk is welk deel buitenlanders uitmaken op de wachtlijst, 30 woningen is dan zo ongeveer 1 CP/o en de vraag is of de buitenlanders dan 10van het aantal mensen op de wachtlijst uitmaakt. Dat is een belangrijk gegeven wat men daarbij dan vel nodig heeft, dacht hij. In het stuk van de WD is hij verder gestoten op een aantal politieke uitgangs punten. Er is b.v. sprake van een centrifugerende kracht waarby hij even in het midden laat of die beeldspraak juist is. Geconstateerd wordt dat individuen en groepen in diverse knel situaties komen. Hij vindt het jammer dat de WD daar dan geen oorzaken bij noemt. Een oorzaak zou b.v. kunnen zijn, dat men de zelfstandige krachten in deze maatschappij versterkt benadrukt. Hij dacht dat mevrouw Vlug dat vanavond zelf ook al constateerde op het moment dat zy het had over de Hollandse Tuin want ook daar heeft men te maken met die zelfstandige krachten. De heer NIJPELS zegt, dat het nu daarom juist gaat. De politiek van heden ten dage is er op gericht dat men de mensen zo bemoedert en zo afhankelijk maakt dat zij inderdaad niet zelfstandig meer kunnen zijn. Dat heeft zijn fractie in de alge mene beschouwingen op het terrein van het welzyn heel duidelijk gemaakt. Men. kan alle mensen wel uitkeringen gaan geven maar daar maakt men iemand niet gelukkig mee alleen maar afhankelijk van diezelfde overheid. Wat zijn fractie wil is om te trachten zoveel mensen onafhankelijk te maken van die hele gemeenschap. Dat verstaat hij onder zelfstandige krachten. De heer VAN DEN BTJLCK weet dan niet of dat direct betekent onafhankelijk maken van de gemeenschap. Hij dacht toch dat er wel een wederkerige afhankelijkheid is. Dat lijkt hem dan ook een merkwaardige uitdrukking. Hij denkt ook dat mensen zelf standig moeten staan in deze maatschappij, een aantal dingen zelfstandig aan moet kunnen pakken, maar hij dacht ook dat er wel belangentegenstellingen kunnen zijn waarbij mensen dan tussen wal en schip kunnen raken. Dan wil hij verder .ingaan op de reacties die zijn gegeven op zijn algemene beschou wingen. De 2 punten: relatie burger-bestuurder en G.E.Plastics. V/at het eerste betreft heeft de voorzitter gelijk als hij constateert dat niet al leen de houding van bestuurders een rol speelt maar ook die van de burger. Hij meent dat de heer Broos het stukje van de voorzitter verkeerd heeft gelezen maar daar zal deze straks wel in terecht gewezen worden. Hij dacht vollediger te zyn geweest als hy dat punt ook genoemd had want het speelt wel degelyk mee. Voor alle duidelijkheid, hij heeft geprobeerd stil te staarij bii de eigen handelingen van de bestuurders, waartoe hij de raad ook rekent. Hy heeft geconstateerd dat iets moet worden gedaan met signalen die de burgers uitzenden. Hij heeft er daar een aantal van genoemd. Niet door in de verdediging te gaan, niet door zich gegriefd te voelen maar kykend naar de oorzaak van die opmerkingen. Wat kan daaraan worden gedaan. In procedure-zaken, op het terrein van voorlichting, in de houding. Terecht constateert de voorzitter dat de gemeenteraad in vele stichtingen geen invloed heeft of liever gezegd nog geen invloed heeft. Hij vindt het dan jammer dat vaar die invloed er wel is, er daar geen gebruik van wordt gemaakt. Hij wijst op de discussie over het ABG en de medezeggenschapscommissie in dat ABG en over de plaats die deze inneemt in de vorige raadsvergadering. Verder vraagt hij zich af of in bet kader van subsidiekriteria op dit punt geen invloed uitgeoefend zou kunnen worden. Hij is het ook eens met de voorzitter waar deze stelt dat de in— spraakactiviteiten in Bergen op Zoom voorbeeldig zyn te noemen maar hy vindt het jammer dat de voorzitter wat in het midden laat waarvoor, al kan hij zich dat wel voorstellen. Hij dacht dat dat op een heleboel manieren kon worden ingevuld. Hy heeft 2 vragen gesteld en daar geen antwoord op gekregen. De ene vraag had be trekking op de personeelsuitbreiding op het bureau voorlichting' waar eerder op deze avond ook al over is gesproken. Zit by die uitbreiding met 16 ambtenaren er daar ook 1 in voor het bureau voorlichting of anders gezegd: welke ernst wordt; er gemaakt met de werkelijke inspraak.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1978 | | pagina 34