20
werking met hem, met de gehele fractie en met het bestuur. Daarom zal de heer
Franken ook de huidige raadsperiode onder de Stadspartij-fractie uitdienen.
Hij wil respect opbrengen voor de landelijk politieke opstelling van de heer Fran
ken en hem daarby niets in de weg staan.
De heer MASTENBROEK zal voor de gehele fractie het woord voeren.
Hy vindt dat de heer van Kaam een uitstekende volgorde heeft aangehouden in diens
antwoord op de algemene beschouwingen van de fracties en dat wil spreker dan ook
maar doen, hetgeen wil zeggen dat hij per wethouder zal reageren.
De voorzitter dan om te beginnen, als wethouder van financiën wil hij zeggen, het
eens te zijn met de opmerking, dat het zoeken naar wegen om de burger zoveel moge
lijk by het bestuur te betrekken, een moeilijke taak is en dat bijstelling van het
te voeren beleid steeds dient plaats te vinden. De democratiseringscommissie ver
vult in deze zaak een belangrijke rol, omdat het de enige adviescommissie is die
zich expliciet met déze zaak bezig houdt. Met de voorzitter wacht hij met belang
stelling discussies rondom de vervolgnota inspraakprocedures af. Overigens heeft
hij het idee, dat het college zich meer openstelt en zich meer bewust is van het
feit, dat inspraakverlening en alles wat daarmee samenhangt meer en meer noodza
kelijk is. Dit dan niet alleen, omdat er dan minder bezwaarschriften zouden zijn.
De discussie rondom de vervolgnota inspraakprocedures kan aangeven in hoeverre
het het college werkelijk ernst is de in gang gezette inspraak te stimuleren.
Het antwoord van de voorzitter inzake de bijeenkomsten van het G.O. in personeels
zaken heeft hem enigszins gerustgesteld. Hij verwacht, dat in de toekomst de fre
quentie van de vergaderingen weer zal zijn zoals in het nabije verleden normaal was.
Bijzonder verheugd is hij met het feit, dat het met de regeling werktijden voor het
personeel in dienst van de gemeente Bergen op Zoom tot goede ervaringen heeft
geleid. Duidelijk is hier gebleken, dat de vele voor-onderstellingen die bij velen
en ook bij het college leefden, niet op realiteit berustten. Het lykt hem verstan
dig, mede gezien het feit dat alle organisaties in het G.O. dit adviseren, de re
geling, na overleg met het personeel, nu definitief te maken.
Hy blijft wel benieuwd naar de ervaringen bij het gemeente—personeel en blijft daar
om aandringen op een enquête onder het personeel, zodat kleine, misschien ook
zakelijke bijstellingen kunnen plaatsvinden.
T.a.v. de medezeggenschaps-commissies wordt medegedeeld, dat bij de secretarie
het bestaande chefs-contact aan de behoefte voldoet en dat daarom geen medezeg-
genschaps-commissie nodig is. Wie heeft hier bepaald of aan die behoefte is vol
daan, zou hij willen vragen.
In zijn algemene beschouwingen heeft hij gevraagd naar een rapport omtrent de erva
ring die met de wijkagenten is opgedaan. Hierop is geen antwoord van het colle
ge verkregen. Hij heeft wel gelezen, dat er nog een volgende wijkagent zal worden
aangesteld, maar niet hoe de ervaringen zijn.
Als de voorzitter denkt dat het anders is en het dan even op wil zoeken, hoort hy
dat direct wel.
Wat de recente ontwikkelingen bij G.E. betreft wil hij opmerken, dat bij dit bedryf
op 1 december j.l. een hoeveelheid phosgeengas ontsnapte, hetgeen aanleiding was
voor G.S. - bureau milieuhygiëne van de provinciale waterstaat - een onderzoek
te laten instellen naar deze ontsnapping. Op basis van dit rapport konden 2 leden
van G.S. geen goedkeuring hechten aan het weer opstarten van het betreffende ge
deelte van G.E. De andere gedeputeerden gaven hun goedkeuring wel, zodat de meer
derheid van G.S. zich voor het opstarten van het phosgeengedeelte van G.E. uit
spraken. Een aantal dagen later verzette zich de Inspecteur van de Gezondheid en
Milieu tegen het opnieuw opstarten op dat moment. Dat heeft dan tot gevolg gehad,
dat nu de Commissaris van de Koningin in Noord-Brabant het salomons-oordeel uit
moet spreken. De Commissaris doet dat echter na het inwinnen van advies. Ook de
burgemeester van Bergen op Zoom is om advies gevraagd. Om advies te kunnen geven,
is het echter noodzakelijk dat men over gegevens beschikt die dit advies mogelijk
maken. Noodzakelyk lijken hem dan te zijn de gegevens van het bureau milieu-hygiëne
van de provinciale waterstaat. Zijn vraag is dan, of de burgemeester van Bergen op
Zoon/kunnen beschikken over de gegevens van genoemde dienst en hoe is precies het
advies van de burgemeester geweest. Is er voorts door de plaatselijke milieudienst
ook een rapport opgemaakt en van welke gegevens is hier gebruik gemaakt.
Overigens vindt hij dat een rapport, wat zoveel belangrijke informatie bevat, in de
openbaarheid dient te komen. Een ieder, en vooral diegenen die in de nabijheid van