55 Als men dan even later de wethouder hoort zei deze, dat men niet zo'n haast heeft met die recreatie, want dat kan nog wel 20 jaar worden uitgesteld. Het natuur—model, heeft de heer H2RTEL gezegd. Over de recreatie heeft hij gezegd, dat dat op kortere termijn zou moeten. Mevrouw VLUG wil hierby aanvullen, dat dat natuur-model pas na 20 jaar gaat be staan vanwege de overgang van zout naar zoet water Zij heeft verder niet gezegd: voornamelijk voor recreatie maar: ook voor recre atie. De heer Mastenbroek moet geen woorden gaan verdraaiën. De heer MASTENBROEK hoorde van mevrouw Vlug duidelijk: voor recreatiemogelijkhe den, want toen is hy het voorstel nog na gaan kijken. De heer Mastenbroek zei daarnet: voornamelijkzegt mevrouw VLUG. Hij komt daar nu al weer op terug. De heer MASTENBROEK wil dan dit woordenspelletje maar stoppen en constateren dat er dan blijkbaar tussen de wethouder en mevrouw Vlug toch ook nog al wat meningsverschil is. Mevrouw Vlug zei ook, dat die verstedelijkingsnota nog erg kan veranderen. Natuurlyk zal er nog van alles veranderd kunnen worden. Dat heeft mevrouw Vlug niet gezegd, oppert de heer HSRTEL, dat de verstedelij kingsnota kan veranderen, maar zij heeft zeer terecht opgemerkt dat de ontwikke lingen momenteel zo zijn met de daling van het geboortecijfer, die men niet had verwacht, én met - en dat is een andere kant van de zaak - een sterke verbe tering van het woonmilieu in de grote steden, waar veel geld ingepompt is, dat daardoor minder mensen overlopen uit de randstad naar west-brabant. De heer MASTENBROEK begrijpt dat de wethouder nu mevrouw Vlug weer gaat verdedi gen. Daar hebben beiden geen enkele behoefte aan, zegt de heer H&RTEL. De heer MASTENBROEK meent, dat de wethouder dat dan ook maar niet moet doen. De wethouder heeft echter wel zelf gezegd, dat voor hem het uitgangspunt van de verstedelijkingsnota nog erg onduidelijk was. Dat heeft hy toch wel heel goed ge noteerd. Hij dacht verder dat toch wel logisch was van die mijnheer Meijer van de provincie heeft gezegd. Het heeft natuurlyk erg veel te maken met verdeling van geldstro men, v/elke stad wordt aangewezen als groeistad. Het is dan ook heel logisch, ook in het kader van de verstedlykingsnota, dat er één stad wordt aangewezen omdat d^a.f dan de geldstromen naar toe gaan, daar dan verschillende infra-struc- turele voorzieningen gaan geschieden enzovoorts. Mevrouw Vlug sprak over een actiegroep die zij dan later weer een goedwillende projectgroep noemde. Hy kan niet zeggen, dat die enquete nu helemaal juist is geweest. Dat zal niemand kunnen zeggen. Hij kan wel zeggen dat de projectgroep van de Peperbus, omdat het college van B.& W. niets heeft gedaan aan inspraak, een initiatief heeft genomen en dat de enquete een bepaald beeld heeft opge leverd. Dat is dan het enige beeld wat er op dit moment is. Als het college denkt dat er een ander beeld te halen valt, moet het college initiatieven ne men om zelf een enquete te gaan houden om te proberen dan een juister beeld te krijgen als dit geen juist beeld zou zijn. Daar is de heer WESTERHOF het mee eens, alleen niet nu. Natuurlijk wel nu, zegt de heer MASTENBROEK, want over enkele maanden is de be slissing tot groeistad genomen en heeft de hele discussie over al of niet wenselijkheid van groei geen enkele zin meer. Dan zal uitsluitend nog ge praat kunnen worden over de invulling van de modellen 1 tot en met 6. De heer Franken zei: besturen is vooruitzien na 1990. Dut is natuurlijk zo en misschien nog wel na het jaar 2000. Hij denkt echter alleen, dat, wanneer Ber gen op Zoom niet als groeistad wordt aangewezen maar Roosendaal dat wordt ge daan, dat het onzinnig is om op dit moment te gaan bestuderen wat er na 1990 moet gebeuren. Dat zal dan best ook over 2 jaar kunnen gebeuren wanneer er een duidelijke beslissing is gevallen. De heer A.J.FRANKEN wil even met de heer Mastenbroek praten over normale gelei delijke groei en dan zal ten laatste tussen 1980 en 1990 geen stukje grond meer

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1978 | | pagina 200