De heer MASTENBROEK zegt, dat de voorzitter op 2 juli 1976 die toezegging ge
daan heeft. Het is nu bijna 2 jaar later. De aanwyzing tot groeistad vindt bijna
plaats. Hij wil vragen of, als die aanwijzing heeft plaatsgehad, de voorzitter
dan soms nog inspraak wil.
De VOORZITTER begrijpt dat er weg- en waterbouwers zijn, die dat in een paar
maanden kunnen. Er zijn hele instituten, juist in verband met die uiterst ge
compliceerde Delta-zaken, die er jaren voor nodig hebben om tot een oordeel te
komen. Dat duurt allemaal lang inderdaad. Dat weet hij zelf ook wel.
Wat er over die oosterschelde al is afgestudeerd en hoe lang dat allemaal al
duurt en hoeveel stukken dat al heeft opgeleverd, dat vult zo langzamerhand
een hele bibliotheek.
Hij dacht verder dat dat onderdeel van het Markizaat smeer pas de allerlaat ote
tijd in de picture gekomen is, wat daar de mogelijkheden zijn, grondslagen enzo
voorts. Dat laat hij echter maar aan de wethouder over.
Het ging hem om zijn principe-uitspraak die hij nog steeds gestand kan doen in
alle redelijkheid.
Verder is gevraagd, wat hij van die onzindelijkheid zou vinden. Ten eerste is dat
een opmerking van de vertegenwoordiger van de PPD. Verder is dit een verslag wat
een concept is, dus het is nog niet goedgekeurd. De uitdrukking komt in ieder
geval alleen voor rekening van de heer van de PPD, die dit zo heeft uitgespro
ken, dus is noch voor zijn rekening noch voor die van de wethouder.
Waarom dat niet weersproken is. Het is een zeer summiere verslaglegging van
enkele punten en dus geen notulen. Hij vindt het in dit stuk nog al sterk instaan.
Als dat* zo in zo'n kort bestek op deze manier gezegd zou zijn, zou daar waar
schijnlijk wel iets over gezegd zijn door hem en/of de wethouder.
In alle geval is het dan niet zo, dat dit dan weer impliceert, dat er van te vo
ren alleen maar onzindelijke argumenten worden verwacht en wil men ook niet tot
zakelijke argumenten komen. Dat wil men natuurlijk wel. De hele opzet is om de
zakelijke argumenten bijeen te krijgen. Hij dacht dan ook dat de heer van den Bulck
wel wat gemakkelijk tot de conclusie kwam van: alle argumenten die het college
tegen heeft zullen als onzindelijk worden afgedaan. Zo is het natuurlijk niet.
De heer NIJPELS wil graag van de voorzitter nog even horen, dat deze het heeft
over een vertegenwoordiger van de PPD en niet van de WD. Zo kwam het fcenmins—
ste even bij spreker over n.l.
De heer MASTENBROEK zegt, dat het iedereen wel erg duidelijk was waar de voorzit
ter het precies over had.
De VOORZITTER dacht ook erg duidelijk geweest te zijn. De PPD is een onafhanke-
lyk instituut. Hij heeft vanavond 2 partijen horen zeggen alleen maar voorlich
ting te geven die in hun straatje past. Dat zal van de PPD niet verwacht be
hoeven te worden, dacht hij.
De heer MASTENBROEK vindt het zo jammer, dat de voorzitter soms bepaalde zaken
totaal verkeerd interpreteert. Het is toch logisch, dacht hij, dat de PvdA an
dere voorlichting geeft dan de WD. Anders zou het n.l. éên partij zijn.
De heer HSRTEL dacht geen gemakkelijke taak te hebben maar hij wil toch proberen
om het kort te houden, omdat het naar zijn mening toch vechten tegen de bier
kaai is in sommige opzichten.
Om met de heer Mastenbroek te beginnen, deze kwam tot de conclusie dat er voor
de Molenplaat nog al wat problemen op te lossen zijn. Daar is dan juist dit
onderzoek voor nodig. Andere zaken die hy noemde waren o.m. de enquete waar hij
de allergrootste wetenschap aan toekende. Hij gaat nu niet in - omdat hij dat
al uitvoerig heeft gedaan -
De heer MASTENBROEK heeft helemaal niet gezegd alle wetenschap toe te schrijven
aan de enquete.
De heer HSRTEL zegt, dat dat dan misschien niet met zoveel woorden is gezegd,
maar het kwam uit het betoog van de heer Mastenbroek wel naar voren, want deze
heeft op een gegeven moment, toen de voorzitter het had over deze zaak, gezegd:
maar in de enquete staat dit en dat. Om daar dan z<5 mee te zwaaien vindt spreker
dan wel heel erg overdreven.
Spreker heeft inderdaad kritiek geleverd op die enquete. Maar naar zijn mening
ook gezegd dat men toch met inzet van alle krachten dat werk heeft verricht.