16
weet het n.l. wel uit zijn hoofd. Er staat dat volgens het theoretische boekje
de marktprijs neigt naar de kostendekking, naar de kostprijs, maar dat door arle
lei omstandigheden de marktprijs daar niet komt. Die dan onder die marktprijs .-car
blijven, die maakt winst. V/at zijn in dit geval dan de omstandigheden. Dat zijn de^
uniforme tarieven. In andere gevallen, het normale economische verkeer kunnen dat
hele of halve monopolies zijn en nog allerlei andere factoren.
De heer A.J.FRAKKEN begrijpt het allemaal wel, maar de voorzitter schrijft letter
lijk: winst is nu eenmaal het gevolg van het feit dat een bepaalde onderneming
onder de marktprijs kan werken.
De VOORZITTER dacht dat dat ook wel duidelijk was. Anders maakt men n.l. geen
winst.
De heer Franken moet echter nog iets verder doorlezen. Er staat n.l. nog ie.s bij.
Er staat: onder de marktprijs welke volgens het boekje tendeert naar kostendekking.
De heer A.J.FRANKEN heeft gesteld, dat de marktprijs ook wel degelijk gemaakt kan
worden, hetgeen zeker geldt voor schaarse artikelen of voor een product waar men
een monopolie van heeft. /te beschikken
Verder stelde de voorzitter over andere cijfers/clan de Stadspartij en het CDA ver
meldden. Een nadere toelichting lijkt spreker dan wel op zijn plaats.
Met name stelt b.v. de voorzitter, dat het gasbedrijf ruim een half miljoen minder
winst maakt dan de begroting van dit bedrijf aangeeft. Zijn bij de cijfers van de
voorzitter de stelposten voor personeelskosten en gereserveerde kapitaalslasten
soms afgetrokken, wil hij vragen. Een nadere verklaring voor dit grote verscnil
wil hij graag vernemen.
Hij heeft eerder gewezen op de opmerkelijke stijging van het financieringstekort.
Het is juist, dat een financieringstekort aangeeft wat nog aan vaste financierings
middelen op lange termijn moet worden aangetrokken. Gezien de opmerkelijke s tijging
mag z.i. wel gesteld worden, dat de eerstvolgende jaren de kapitaalslasten zwaai
den op de begroting zullen gaan drukken. Het lijkt hem goed dit tijdig te onder
kennen.
Wat wethouder van Heijst betreft, heeft zijn fractie in eerste termijn gevraagd om
de school in de Kloosterstraat te handhaven, omdat men van mening is dat handha
ving van lager onderwijs in de binnenstad noodzakelijk is. De wethouder stel*, dat
het college zelfs denkt aan nieuwbouw. Hij krijgt dus meer dan hij wenste wat dan
uiteraard erg prettig is.
Het is ook verheugend, dat in Bergen op Zoom in augustus 1978 het leao—onQci wijs
kan starten. De wethouder schrijft, dat dit geen zuiver gemeenbclijke taak is.
Dat is formeel natuurlijk juist, maar hij hoopt toch, dat de wethouder het alzijn
taak ziet te bevorderen, dat hoe dan ook, dit onderwijs in Bergen op Zoom er komt.
De raad heeft zich over dit leao-onderwys al vele malen uitgesproken als een
noodzakelijke en welkome aanvulling van de onderwijsmogelijkheden in deze stad.
By het punt economische zaken stelt de wethouder, dat de bedrijvigheid op en om
G.E. een probleem is. Dat onderkent spreker graag. Hij is het echter ook met de
woorden van de wethouder eens, dat deze zaak kritisch, realistisch, bereid voor
of tegen tegen elkaar af te wegen, moet bekeken worden.
De wethouder maakte ook nog een opmerking over de gemiste kansen voor west-orabarr
in het verleden. Door wijziging van externe factoren, stelt hij, was west—brabant
een gebied van onzekerheden. Dat vindt spreker ietwat ongenuanceerd ges beid.
Hij dacht n.l., dat er ook wel degelijk interne factoren waren aan te wijzen.
Naar zijn mening zal er snel ingespeeld moeten worden op mogelijkheden die zich
voordoen en met realistische plannen moeten komen.
Zo las hy in de aanbiedingsnota van de begroting van de provincie, dat bij de be
drijf s-begeleiding - dus vestiging of verplaatsing - de planologische visie eer-
steeds grotere rol gaat spelen. Het streekplan en de ideeën over stadsverraeuwing
aldus GS zullen bij vestiging van bedryven tot richtlijn strekken en vaak bindend
zyn. Hij zal graag van bet college vernemen, of men van mening is dat Bergen op
Zoom voldoende kan inspelen op de beleidskriteria van GS die hij daarnet opsomde.
Zowel de heer van Heijst als de heer HSrtel stellen, dat er in 1977 geen ov-rleg I
is geweest met de middenstand. Dat vindt spreker erg jammer. Terecht hebben de
landelijke middenstands-organisaties zich sterk gemaakt voor de a.s. raad: verkie
zingen. Nu kan wel worden gesteld, dat er niets te bespreken viel maar dat komt
bij hem wat té passief over.