8
Er zijn momenteel in nederland echter zo ontzaglyk veel grote zaken aan de hand,
van zeer grote ernst,waar in de raad ook niet over wordt gedebatteerd. Dat wil
dan ook weer niet zeggen, dat raadsleden als burgers die zaken niet ernstig
zouden nemen. Een gemeenteraad heeft echter een deeltaak in het geheel van het
bestuursapparaat. Als men dan zegt, dat dit maar een smoesje is om zich dan niet
uit te moeten spreken, kan hij sowieso wel een 30 vraagstukken opnoemen waar in
de raad niet over wordt gedacht om daarover te gaan debatteren. Bovendien is
het dan ook naar zijn mening nog zo, dat, als het dan een kwestie zou zijn van
een dusdanig uitzonderlijke aard en iedereen in nederland, waar dan ook, die zijn
stem zou kunnen verheffen moet dat dan ook doen, dan acht hij sommige leden van
de gemeenteraad van Bergen op Zoom ernstig in gebreke dat zij op Hoensbroek moe
ten wachten om daarmee voor de dag te komen.
De heer MASTENBROEK dacht niet dat men op Hoensbroek behoefte te wachten maar
dat een aantal dingen tegelijk kunnen worden gedaan. Hij heeft al op allerlei
manieren zijn afschuw uitgesproken tegen de neutronenbom en hij dacht dat nu
vanaf zijn plaats ook te kunnen doen. De voorzitter doet nu net of iedere raads
vergadering zo'n 30 of 40 van dergelijke zaken aan de orde komen.
Kunnen komen, zegt de VOORZITTER, als dit principe gebezigd gaat worden.
Daar is de heer MASTENBROEK niet zo bang voor. Hij constateert over deze zaak
dat het er een is die ontzettend veel mensen in beroering houdt. Hij dacht dan
ook dat het helemaal geen kwaad zou kunnen, integendeel, dat het zelfs erg
goed zou zijn als ook een gemeenteraad zich aansluit bij zeer veel verontruste
burgers.
De VOORZITTER heeft de mening van het college al vertolkt, naar zijn mening de
unanieme mening van het college. Hij wil vragen of iemand behoefte heeft aan
een stemming hierover.
De heer DEKKERS wil voorstellen dat de raad doet wat het college voorstelt, n.l.
deze motie voor kennisgeving aannemen.
De VOORZITTER zegt, dat iemand ook zou kunnen voorstellen om aan de motie adhae—
sie te betuigen en daarover stemming wil.
De heer MASTENBROEK zou met name dat voorstel willen doen.
De VOORZITTER wil dan maar vragen of de raadsleden bij handopsteken willen ken
baar maken wie voor het voorstel is van de heer Mastenbroek om adhaesie te be-
Daaruit blijkt, dat slechts 9 leden dit voorstel steunen en het voorstel van het
college wordt dus gevolgd, om dit punt voor kennisgeving aan te nemen.
De heer MASTENBROEK had nog iets over punt u. De raad heeft een vorige keer ge
vraagd aan het ABG vaar die 35.000.- nu aan besteed werden die men meer no
dig heeft dan in 1977. Hij vindt dan dat er door het ABG een erg merkwaardig
antwoord is gekomen. Als op een gegeven moment een bedrag wordt begroot, moet
men toch wel enigszins een inzicht hebben waaraan dat bedrag besteed gaat wor
den, dacht hij. Nu komt het ABG met de opmerking: deze vraag zal worden voorge
legd aan de commissie, die volgens de onlangs vastgestelde statuten in het le
ven moet worden geroepen. Dat vindt hij een bijzonder vreemde zaak. Hij dacht toch
dat het ABG nu al zou moeten weten, waarom die 35.000.- op de begroting
staan.
De heer VAM KAAM zegt dat bij de behandeling van het reglement van het ABG
o.a. een artikel aan de orde is gekomen, waarin heel nadrukkelijk is gesteld,
dat er een commissie gevormd zou worden bestaande uit 2 leden van het college
van regenten van het ABG, plus de voorzitter van de commissie welzijnszaken,
die zou adviseren t.a.v. de besteding van gelden, zoals hier bedoeld.
Dat reglement is door de raad aangenomen. Het is nog niet goedgekeurd door G.b.
Daar is nu het wachten op. Zodra het reglement is goedgekeurd treedt het ook
in werking en dan gaat die zaak funstioneren.
Het gaat de heer MASTENBROEK om het feit, dat als men een bedrag begroot, men
toch ook wel moet weten waaraan dat besteed zal gaan worden. Dan behoeft toch
niet gewacht te worden op een commissie die eerst nog in het leven moet wor
den geroepen, om dat te gaan onderzoeken.