31 Ook dat wil hij nog wel even kwijt. Hij sluit zich aan bij vrat andere hierover eer der hebben gezegd. Aan al het praten over de Joen.it behoort vooraf te gaan een discussie - en hij vraagt niet om complimenten over de Joenit - een inhoudelijke discussie. Zij dragen een begroting aan voor de komende 3 jaar. -Daar moei men ais raad dan een antwoord op geven. Dat antwoord heeft hij in dit college-voorstel^ge mist en vanavond wederom. Hij blijft dan ook bij zijn voorstel, dat er een garant...o moet zijn voor de Joenit, dat zij minstens hetzelide kunnen doen als vorig jc^r. De heer MASTENBROEK vond het argument van de voorzitter, dat de onderhandelings positie nu in gevaar zou zijn gebracht, een geheel nieuw argument. Hij dacht ech ter dat r\pn-r nu niet verder over gepraat behoefde te worden omdat dat pont nu wel zó duidelijk op tafel ligt in een openbare vergadering dat alle gemeenten daar zeer spoedig kennis van kunnen nemen. Hij dacht dan ook, dat dat argument op dit moment niet meer telde. Verder hoorde hij van de heer van Kaam dat hij had geprobeerd om de heer van der Stoel te pakken. Dat vindt spreker dan erg jammer. Hijzelf wil alleen proberen om over bepaalde voorstellen zo inhoudelijk mogelyr te blijven praten, dus persé niet iemand proberen te pakken. Er zijn vanavond een aantal dingen verteld die dan gingen over een aantal zaken waar hij het vanavond niet over wilde hebben. Hij dacht, dat daarop op zeer korte ter mijn nog ttiaar eens teruggekomen moest worden. Hij heeft vanavond al ontelbare malen gehoord: de Joenit is nodig of niet nodig. Dat hoeft voor hem dus riet meex. Hij wil daar wel eens graag de visie van het college over horen en dan ook graag weten of het college vindt dat er een part-time kracht moet komen of dat er een beroeps-kracht bij moet komen. Daar moet het college eerst maar eens een uitspraak over doen, dacht hij. Dan kan bekeken worden, hoe dat financieel allemaal geregeld kan worden, De heer van Kaam had het ook nog over een zekere coulance due het college had t.a.v. de Joenit en dit dan vanwege de overschrijdingen van de garantie-subsidies^ over 1976 en 1977. Als hij dan het voorstel goed heeft gelezen en dat heeft hij echt wel gedaan, dan staat daarin, dat het college vond, dat de Joenit dat geld nodig had en dan is het geen coulance meer. Als men vindt dat een instelling geld no ïg heeft dan moet men dat gewoon geven. De heer van Kaam zei ook, dat men niet op een aantal zaken vooruit moest lopen. Dat is spreker helemaal met hem eens. Hij vindt ook, dat men nu niet meer moet praten over die beroepskracht of over die part-time kracht. Dat moet men over 3 maanden nog maar eens doen. Dan vreet men misschien precies vrat de provincie wi geven en/of wat het rijk wil geven, Nu kan alleen nog gepraat worden over het be drag waarover reëel gepraat kdn worden en dat is het bedrag wat de Joenit op dit moment nodig heeft om in 1973 dat werk te kunnen doen wat zij in 1977 ook hebben gedaan. De heer YAH V/IJK vond het betoog van de voorzitter heel duidelijk en verhelderend. Hij wil de heer van Kaam by het volgende gesprek met Roosendaal veel succes toe wensen. De heer VAN DEN BTJ1CK meent, dat de voorzitter wel een nieuw element in de discus sie inbracht toen hij het had over een onderhandelingspositie. De VOORZITTER wil dit even verduidelijken. Hij heeft het even vergeleken met. Zijn hoofdargument was echter dat, als men meent dat een dergelijk instituut, wat deze omvang aanneemt, aan moet kunnen kloppen bij rijk en andere gemeenten, dan moet daarvoor ook een begroting worden vastgesteld, waarin dat is verwerkt. Als dat dan onverhoopt niet lukt, kan men verder kijken. Dat acht hij een vrij normale gang van zaken. Hij heeft het dun even vergeleken met die onderhandelingspositie. Dit zou de raad juist door een hogere subsidie dan in kwestie stellen, die begro tingsduidelijkheid, Daar is hij toch wel een beetje tegen. Mevrouw VLUG heeft toch iets wat zij niet begrijpt. Zij is het met de voorzitter eens dat er een begroting moet zijn waar alles precies in berekend is. Maar -wat let de raad dan om los daarvan garant te zijn voor een ton. Wat is daar op tegen, moe zij vragen.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1978 | | pagina 139