24
De heer DEKKERS wil verder gewijzigd zien, dat niet bebouwd wordt dit gedeelte
naast de woningen, dat wel eigendom is van eigenaren van hoekpanden, maar waar
op dit moment geen bebouwing op staat maar alleen maar enkele afscheidingspaal
tjes voor en achter.
Dat kan niet zegt mevrouw VLUG. Zij zijn eigenaar van de grond en dan zou aan nie-^
mand in de stad een vergunning gegeven moeten worden om een garage naast hun huis
te zetten. Dan moet in alles één lijn getrokken worden, meent zij.
Dergelijke dingen ge"beuren echter om de haverklapDat zal dus gewoon niet kiirmen#
De VOORZITTER zegt, dat dat natuurlijk wél kan.
De heer VAN HEIJST zegt, dat er bouwpercelen zijn, waar er geen garages aan een
woning gebouwd mogen worden.
De heer DEKKERS denkt dan met name, dat zoals het bestemmingsplan nu voorligt,
er een minimale grens staat aangegeven voor de voorgevel, n.l. van 5 meter.
Men zou zich dan zelfs kunnen voorstellen, dat, wanneer daar verder niets aan
wordt gedaan, dat iemand gewoon zegt; ik pak die 3 meter die nu toevallig naast
mijn perceel ligt er gewoon bij en dan breid ik mijn huis langs de zijkant uit tot
8 of 9 meter.
Dat zal dan allemaal ook wel volgens bouwverordening moeten gebeuren enzovoorts,
meent de VOORZITTER.
De heer DEKKERS zegfc, dat hij dat met name wil blokkeren, dus dat die paden op
dit moment in ieder geval niet bebouwd kunnen worden. Hij dacht dat daar tevens
onder valt, dat er geen muur van 2 meter of 2-ijj- meter hoogte of zo mag komen ,e
staan van de ene naar de andere muur.
Dat is dan ook precies wat de partij van de heer MASTENBROEK wil. Het gaat hem n.l
niet alleen om dat achterstukje, maar voornamelijk ook om die vrije doorgang, waar
nu al 19 jaar de mensen die in het middenste gedeelte wonen gebruik van hebben
genaakt en dat dan ineens niet meer zouden kunnen, omdat enkele mensen heb en
ontdekt dat dat stukje van hen is.
Hij zou zich kunnen voorstellen, dat zij er dan een stukje bijmaken m de vorm van
een tuintje of zo en dat zodoende die doorgang wat smaller wordt, als er maar
een doorgang blijft.
De VOORZITTER meent, dat een doorgang niet beslist hoeft, maar men wil geen be
bouwing. Dat kan dan uit de bestemmingsbepalingen blijken.
De bestemmingsbepaling kan verbieden dat er daar gebouwd mag worden.
De heer HaRTEL moet toch nog op één ding wijzen en wel, dat als de mensen daar ga
rages kunnen bouwen, men dan ook minder parkeerruimte nodig heeft omdat er weer
een aantal auto's opgeborgen zijn.
De heer VAM DEN BULCK dacht, dat zij toch ook échter hun hulzen garages kunnen
bouwen.
De heer EROOS meent dat die auto die in die garage staat dan toch niet op hot
parkeerterrein hoeft te staan.
Dat was nu juist de bedoeling van de heer Hatt'I'JiL.
De VOORZITTER wil dan vaststellen, dat het hier om een ontwerp-bestemmingsplan
gaat dus nog geen bestemmingsplan. Hij kan zeggen, dat het college de intenties
van de raad, die nu naar voren zijn gebracht, in dat ontwerpbestemmingsplanz
gaan invoeren. Dat zal dan verder altijd nog gewijzigd kunnen worden. Dan kon j
college echter voorlopig hiermee vooruit.
Zonder hoofdelijke stemming wordt het voorstel aangenomen, met de aantekening,
dat het aangevuld en gewijzigd zal worden zoals door de raad aangegeven.
17. Voorstel tot het verlenen van een krediet ten behoeve v^_he^gem£entelijk
electriciteltsbêlcijf
(VerzamelingT978 ar. Fin/22.
18. Voorstel tot het aan de huurder verkopen van do premlewon^gGentiaans^aab
"(Verzameling 1978 n2?* U0/2J).