9
dat erfpacht als systeem wordt gehanteerd om sub—urbanisatie eventueel te bevor
deren en als men dan tegengesteld gaat redeneren kan gezegd worden dat erfpacht
niet wordt gebruikt omdat dat de sub—urbanisatie zou bevorderen.
Hy vindt dan, dat de discussie over erfpacht zich moet bewegen op het terrein van
het al of niet in gemeenschapshanden komen van de grond wat dan een zaak is die
door zijn fractie in eerste instantie wordt afgewezen.
Dat is voor de heer BROOS alleen maar sub.
De heer DEKKERS dacht, dat er ook nog een woordje tussen stond, n.l. als Bergen
op Zoom "eenzijdig" erfpacht zou invoeren.
Dat heeft de heer NIJPELS ook inderdaad wel gelezen en dat is de zaak die hij be
doelt.
Over General Electric wil hij zeggen dat de wethouder van economische zaken in zijn
beschouwingen daar wel aandacht aan heeft besteed, doch de wethouder van milieu
heeft er met geen woord over gerept. De story rondom G.E. lijkt zo langzamer
hand te ontaarden in een soort drama, wat zeer ernstige gevolgen kan gaan krijgen
voor de werkgelegenheid in Bergen op Zoom. Hij heeft geen enkele behoefte on nu
vanavond uitgebreid in te gaan op alle feiten die zich hebben opgestapeld n.b.t.
G.E. Hij wil op dit moment alleen maar constateren dat men weer wordt geconfron
teerd met een aantal moeilijkheden die dit keer dan betrekking hebben op de phos—
geen—plant en met name op de toestemming van het provinciaal bestuur om tot op—
starting van deze plant over te gaan.
De beslissing in het college van G.S. is genomen op basis van een rapport van
de provinciale milieudienst, een verdeelde beslissing evenwel van het college
van G.S., een beslissing ook, die voor hem in ieder geval vragen oproept waarom
G.S. niet duidelijk over is gegaan tot openbaarmaking van dat rapport wat aan de
basis heeft gelegen van die beslissing tot vergunning van opstarten.
Hij is zich er van bewust, dat, als men industrieën naar Bergen op Zoom haalt,
deze industrieën gevaren met zich mee kunnen brengen, maar hij vindt dan ook wel,
dat als dat wordt aanvaard, men toch primair zal moeten trachten de bevolking
inzicht te geven in die gevaren en op het moment dat dat inzicht de bevolking
niet wordt gegeven houdt voor hem deze zaak op. Op dat moment begint iemands
verantwoordelykheid als plaatselyk bestuurder. Vandaar dat hij in deze een hele
duidelyke uitspraak van de raad wil vragen. Hij heeft inmiddels ervaren, dat ook
de PvdA vanavond een motie in wil brengen om daarover een uitspraak van de raad
te vragen. Hy is heel graag bereid om zijn motie met die van de PvdA samen te
bundelen en tot één motie te maken, die dan door alle partijen aanvaard zou kunnen
worden. Hij dacht n.l. niet dat deze zaak in een politieke sfeer getrokken moest
worden. Ieder gemeenteraadslid zoals hier thans aanwezig zal zich de eigen ver
antwoordelykheid en de eigen plicht bewust zijn en zeker bereid moeten zijn om op
dit terrein met vereende krachten een uitspraak te doen in deze kwestie.
De heer VAN KEMENADE heeft ook een aantal opmerkingen n.a.v. het antwoord van
het college op de algemene beschouwingen van de fracties.
Op bladzijde 4 van de beschouwingen van de WD wordt aan het college gevraagd om
een attent beleid inzake de diverse vormen van voortgezet en hoger onderwijs.
Als de heer van Heijst dan .in zijn antwoord schrijft: de mogelijkheden voor voortgezet
en hoger onderwijs zullen ongetwijfeld toenemen by toewyzing van de groeistad-
functie, dan dacht spreker, dat de heer van Heijst daar min of meer een open deur
mee intrapt. Ook de WD—fractie realiseert zich dat en het was juist daarom, dat
het college om een attent beleid in die zaken werd gevraagd.
Het is natuurlyk zo, dat men als gemeente Bergen op Zoom af kan gaan wachten tot
op een of andere manier een groeistad-functie ontstaat maar hij dacht dat het zin
vol was om waar mogelijk vooraf zo attent mogelyk te zijn, om te voorkomen dat b.v.
een grote nabuurgemeente Bergen op Zoom wat dat betreft een stap voor zou zijn.
En dan niet wat de groeistadfunctie betreft maar met name inzake het voortgezet
en hoger onderwijs. Daarom verzoekt zijn fractie het college vriendelijk, doch ook
uiterst dringend om waar mogelijk zo attent mogelijk te zyn op dat beleid.
De heer VAN HEIJST meent niet dat dat ooit anders is geweest.
Dat vindt de heer VAN KEMENADE dan erg plezierig.
De wethouder zal ook wel niet anders verwacht hebben dan dat spreker ook nog een
aantal opmerkingen heeft inzake sport en openluchtrecreatie.