21
of er toen dék sprake was van een 2e gegadigde.
De heer VAK HEEJST kan daarop antwoorden, dat er daar toen ook vraag naar was.
Die boot werd toen echter bewust afgehouden want de gemeente zag dat bedrijf toen
ook graag naar de haven vertrekken.
De heer Droos weet verder heel goed, als hij de vergaderingen van de commissie
economische zaken en de belangrijke zaken daarin - en dan niet alleen speciaal
zijn zaakjes - dan heeft gevolgd, dat men bij onderhandelingen vaak voor hele moei
lijke punten komt te staan, toch zeker op dit moment, nu onroerend goed moeilijk
te verwerven is. Hij kan verder zeggen, dat hij in één geval, waarin hij met iemand
moest gaan onderhandelen, zich in de houding van die iemand toen heeft vergist.
Helaas is dat zo. Maar zelfs die onderhandelingen zal hij nog proberen tot een goe
einde te brengen.
Hij zou tenslotte bijzonder graag van de raad weten, of naar de mening van de raad
hier door het college juist is gehandeld of onjuist. Daar zou hij graag een uit
spraak over hebben.
De heer BROOS is het ook nu niet eens met de wethouder, evenals hij dat al niet
was bij de 1e termijn. Dan wil dat niet zeggen dat hij geen begrip heeft voor de
wijze waarop de heer van Heijst tracht de zaak in het reine te trekken.
Deze had echter gewoon deze zaak zelf ook in de commissie aan de orde kunnen stel
len. Men had met de heer Coppens contact kunnen opnemen. Dat was helemaal niet
zo'n grote moeite geweest. Daar zit dan de quinbencence van de hele zaak.
De data kloppen gewoon niet.
De heer VAM HEIJST verbaast zich toch over deze gang van zaken. Hij meent de heer
Coppens sindsdien nog wel eens persoonlijk ontmoet te hebben. Hij meent dat dat
bedrijf krioelt van de telefoons en hij had hem dan ook wel eens kunnen aanspreken
of bellen inplaats van op deze manier tot actie over te gaan.
Dan zit men natuurlijk weer op het zeer kleinzielige punt van de wethouder, meent
de heer BROOS, dat men de heer- van Heijst moet benaderen en niet andersom.
De heer VAM HEIJST is gewoon vergeten om er in de commissie over te praten. Hij
had nooit kunnen denken dat hier nu zoveel stampij om zou worden gemaakt
De heer BROOS meent, dat men dan wel uitgekletst is als men zegt dat men iets ge
woon is vergeten. De wethouder sprak ook nog over de toon van het schrijven.
Hij moet zeggen, daar beslist geen spijt van te hebben. Hij staat daar nog steeds
voor 100% achter. Als de heer van Heijst dan opmerkte, dat spreker ook nog wel
het woord pooier had kunnen gebruiken, moet hij zich toch afvragen, als de heer
van Heijst dergelijke woorden gebruikt, als hij dan een pooier zou zijn wat voor
vrouwen zijn er dan.
Mevrouw VIDEDER hoorde van de heer Broos dat hij geen waardering kon opbrengen
voor de wethouder. Dat kan zij wel maar niet voor de uitdrukkingen van de heer
Broos.
De heer BROOS heeft nooit gezegd geen waardering te kunnen hebben voor de wet
houder. IDj heeft vel gezegd, dat hij begrip voor de zaak als zodanig kon opbren
gen maar niet voor het feit dat er geen contact gezocht is.
De heer MASTENBROEK kan zich voorstellen, dat de heer Broos aan het proberen is
het niveau van de raad ontzettend te verlagen, omdat deze dan misschien zelf wat
beter aan de bak zal kunnen komen. Hij hoopt dan wel, dat de .voorzitter dit wat
in de hand wil houden zodat het niveau kan blijven zo het was en is.
De heer BROOS heeft het woord pooier toch wel van de heer van Heijst het eerst
gehoord.
De VOORZITTER zou de discussies dan maar willen sluiten en meteen willen overgaan
tot het vragen van een uitspraak van de raad over het verzoek van de heer van
Heijst. Men kan natuurlijk wel aan de gang blijven op deze manier maar dat vindt
hij toch werkelijk beneden alle peil.
De heer VAM HEIJST acht zich toch als wethouder grondzaken, waarin hij toch nog
al eens een moeilijke klus op moet knappen, door de toon van het schrijven van de
heer Broos gegriefd en nog behoorlijk ook. Als daar zaken als fatsoen en wille-