In het statuut van de DC staat onder meer als taak vermeld: het kennis nemen van her
haalde klachten over het bestuur waarop geen, of naar de mening van de klager niet
een voldoende voldoening gevend antwoord is ontvangen.
De DC gaat bij deze taakstelling uit van het gegeven, te bemiddelen in geschillen en
het over en weer informatie verstrekken naar aanleiding van aan haar kenbaar gemaakte
klachten. De DC heeft via de jaarstukken aan de raad kenbaar gemaakt, dat zij deze
nuttige en waardevolle relatie-verbeterende faciliteit wat beter onder de aandacht van
de bewoners van deze stad wilde gaan brengen. De DC werd hierbij geïnspireerd door
een aantal voorbeelden in de provincie en in verschillende gemeenten.
De DC meende verder binnen haar midden een experiment te kunnen starten die meer
informatie zou opleveren over de behoefte aan een klachtenbehandelend orgaan. Hiertoe
ontwerpt de DC enkele huishoudelijke regels met betrekking tot klachten die in behande
ling worden genomen en besluit aan het college te vragen, hieromtrent een foldertje te
mogen uitgeven. Met geen letter rept het college in de onderhavige brief over bepalingen
die in strijd zouden zijn met het door de raad goedgekeurde statuut van de DC of naar
de wettelijke voorschriften. Hoe komt het college ooit aan een omschrijving: pa ra-om-
buds-commissie. Wanneer klachten of verzoeken door een gemeentelijke commissie in
behandeling worden genomen, kan nimmer van een ombuds-commissie worden gesproken
dacht hij. Een ombuds-orgaan is juist volledig onafhankelijk van het gemeentelijk appa
raat. Wanneer naar aanleiding van de experimenten van de DC ooit het voorstel wordt
gedaan tot instelling van een ombuds-commissie, pas dan wordt het tijd om aan de com
missie ad hoe om advies te vragen, hoe en in hoeverre een ombuds-commissie in het
gemeentelijk bestand zou passen.
Als het college de onderhavige problematiek aan de orde wil stellen, dan zou het door
de raad goedgekeurde statuut van de DC in de commissie ad hoe ter discussie gesteld
moeten worden of het experiment van de DC zou moeten worden afgewacht. Dan pas zou
de discussie geopend kunnen worden die dan aan de hand van het verzamelde feitenmate
riaal gevoerd zou kunnen worden.
De heer VAN DER STOEL is lid van de commissie ad hoe. Er is hem officieus medege
deeld, dat er op het ogenblik op de secretarie erg hard wordt gewerkt aan het eindrap
port. In de commissie ad hoc is er eigenlijk niet meer over de DC gepraat dan dat men
er zoveel raadsleden in wil en waarschijnlijk zoveel burgerleden. Nu is ineens blijkbaar
de schrik in de benen geslagen en wordt er gesteld dat men er in de commissie ad hoe
maar weer eens over moet gaan praten. Uit de brieven blijkt ook niet dat het college
tegenstrijdigheden zou zien met de statuten van de DC, althans dat is niet aangetoond.
Als de heer Broos dan sprak over verstoppen, wil spreker dat eerder verstoppertje
spelen noemen en dan gelijk op de lange baan schuiven. Zijn concrete vraag is, of de
commissie ad hoe nu weer opnieuw bij elkaar zal moeten komen en iets wat al aan de
orde is geweest weer opnieuw moeten gaan bespreken. Dat vindt hij dan toch wel een
beetje vreemde gang van zaken, dat men daar nu pas achter komt.
De heer MAST NE BROE K wil naar aanleiding van wat de heer van der Stoel zei opmerken,
dat hij iedere dag met spanning uit zit te kijken naar een oproep voor een vergadering
voor de commissie ad hoe, maar die vindt hij nog maar steeds niet in zijn brievenbus.
Het is al zo lang geleden dat de commissie bij elkaar is geweest. Hij zou nu toch wel
graag willen horen wanneer het in de bedoeling ligt de commissie bij elkaar te roepen.
De VOORZITTER wil op het betoog van de heer de La et zeggen, toch wel de neiging te
hebben om die discussie te gaan verschuiven naar in eerste instantie de commissie ad
hoe. De heer van der Stoel zei, dat dat dan moeilijk kan, omdat daarin alleen maar over
de samenstelling is gesproken. Juist deze laatste ontwikkelingen maken, dat B. W.
vinden dat de DC als zodanig ook in de commissie ad hoe ter sprake moet komen.
Dan heeft de raad alle, gelegenheid om naar aanleiding daarvan het standpunt nader te be
palen. Verder heeft hij niet over een ombuds-commissie gesproken maar over een para-
ombuds-commissie, d.w.z. iets wat er op lijkt. B. W. vinden dat een verkeerde weg.
Als er een echte klachtencommissie zou moeten zijn, die klachten in behandeling neemt,
of klachten on-ontvankelijk verklaart en dat soort zaken, dat dat dan een commissie
uit de raad moet zijn. En dan ook uitsluitend uit de raad. Dat zou eventueel kunnen.
Dat kent men in het parlement ook. Een commissie voor klachten. Dat is dan heel iets
anders dan een DC. Als het er in het algemeen over gaat over het organiseren van hoor
zittingen of dergelijke en om zo de bevolking dichter bij het bestuur te brengen, is door
het college tot nu toe aan de DC niet alleen geen strobreed in de weg gelegd, maar al le
medewerking verleend. Als het werkelijk over klachten gaat, dacht het college, dat de