43 Middels het schap kan zo iemand dan weer geheel in het productie-proces worden inge schakeld. Als hier dan wordt gesproken over economisch werk van het schap in de zin van producten leveren voor bedrijven, is dat misschien een stukje economie. Hij wil vragen of de zaak andersom misschien niet precies hetzelfde ligt als een gemeen tebestuur het ook wel als een stukje economie ziet dat dan geen personeel in dienst be hoeft te worden genomen maar die werkzaamheden kan laten verrichten door mensen van het schap. Waarom dan iemand het ene verwijten als men het misschien zelf ook toepast. Hij zou het jammer vinden, wanneer over deze begroting vanavond nog gestemd zou moe ten worden. Hij heeft er geen moeite mee als het college eens een keer met het schap aan de tafel gaat zitten. Om daar dan ook de commissie van financiën bij in te schakelen vindt hij niet noodzakelijk, want hij blijft het met de wethouder en de heer Mastenbroek eens, dat die zinsnede in de brief van die commissie waarin zo wordt geprotesteerd ten op zichte van het schap niet op zijn plaats is. De VOORZITTER meent, dat er tijdens dit debat nog al veel langs elkaar wordt heenge sproken. De een praat n.l. over het grote sociale goed. Als hij dan de brief van de commissie financi'én nog even voor zich neemt, dan is de commissie van oordeel, dat geprotesteerd wordt tegen het feit dat de omzetraming niet is verhoogd en dat is dan, zoals de heer Westerhof opmerkte een landelijk probleem. Als de heer Dekkers dan op merkt dat hij daaruit en uit de discussies in de raad beluistert, dat er mensen zijn die van deze zaak af willen, vindt hij dat toch een verregaande conclusie. Dat is toch echt uit de brief helemaal niet te lezen. Ook niet te horen uit hetgeen sommi ge raadsleden vanavond te berde hebben gebracht. Bij het college en naar hij aanneemt ook niet bij de leden van de commissie van financi'én is er geen enkele intentie om vanavond over die begroting te gaan stemmen. Het gaat over de signalering van een landelijk probleem, een dilemma bijna, van als men de een werk geeft stoot men het een ander uit de mond. Als men ze geen werk geeft krijgt men het sociale probleem. Dat vindt hij een grote moeilijkheid. Hij zou graag het voorstel Dekkers willen ondersteunen dat er een degelijk gesprek komt en hij zou daarbij willen zeggen, wel met leden van de commissie van financi'én. Van het college kunnen dat gerust mevrouw Elseman en hijzelf zijn. Om daar de zakelij ke aspecten dan eens eerlijk door te kunnen praten en dan helemaal niet op voorhand van: jullie geven maar uit. Een tweede punt wat aan de orde is is ook een algemene moeilijk heid en dat heeft dan niets met het werkvoorzieningsschap te maken n.l.dat het altijd een moeilijkheid blijft in gemeenschappelijke regelingen dat op een gegeven moment de begrotingen moeten worden goedgekeurd. Er bestaat dus een bepaalde rekenplicht. Een grote moeilijkheid is daarbij dan verder, dat niet ook belangrijkere begrotingswij zigingen in de loop van het jaar aan die deelnemende raden worden toegestuurd. Dat is dan in het geheel geen bijzonder verwijt aan het schap want dat wordt meer tegengeko men. Bij andere instituten is dat ook al meer gebeurd en dan protesteert de raad ook daartegen. Dan zegt de raad ook: we krijgen nu wel een begroting van die gemeenschappe lijke regeling en van die uitgaven en wat hebben we daarover eigenlijk te vertellen. Dat is hier in dit geval, met een zo belangrijke begrotingswijziging ook gebeurd. Hij wil dan ook voorstellen om elkaar nu niet in de haren te gaan vliegen van wie denkt er sociaal of wie zit er a-sociaal te doen. Dat is n.l. helemaal het probleem niet. Maar om enkele zakelijke moeilijkheden die hier toch wel aan vastzitten eens met het werkvoorzieningsschap door te spreken en het daar dan verder bij te laten. De heer MASTENBROEK zegt, dat dat dan betekent, dat er nu geen protest uitgaat naar het schap over een markt-verstorende invloed van dat schap, waarvan het schap best zelf wel op de hoogte is. De VOORZITTER zegt, dat dat dan vanzelf in dat gesprek tot uiting zal kunnen komen, dat dit in de commissie financi'én naar voren is gebracht. Daarmee zou hij gewoon de kous af willen verklaren. Het wordt onaangenaam als men elkaar van a-sociale intenties gaat zitten betichten, die persé niet aanwezig zijn naar hij meent. De heer VAN DER STOEL zegt, dat dit verwijt dan wel van het college komt en hij heeft zich dat toch wel aangetrokken. Hij vindt het niet juist dat, als iets van de sociaal-econo mische kant wordt bekeken, dan gelijk wordt gezegd dat men a-sociaal is. De VOORZITTER moest als onpartijdig voorzitter van de raad wel tot de conclusie ko men dat de discussie zich naast de eigenlijke punten aan het voortbewegen was en hij wilde de raad gewoon terugvoeren naar het onderwerp.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1976 | | pagina 50