27 De heer ARNOYS kan zeggen, dat de taak van de Stichting tot behoud en herstel van de synagoge door die stichting zelf wordt gezien als het mee-denken en mee-bemoeienis hebben met de exploitatie van de synagoge. Het is niet de bedoeling van het college om dat op dit ogenblik met harde afspraken te regelen maar gezien de behoefte, die in ontwikkeling is, tot gebruik van dit gebouw zal dat in samenspraak met deze stichting worden bezien, hoe zich dat in de praktijk zal gaan ontwikkelen. Als dat geen positieve uitkomst zou hebben zal in het vervolg een andere manier van voorstellen doen worden gebezigd. Nu moet worden afgewacht hoe deze zaak zich zal gaan ontwikkelen. Althans, dat meent het college. Wat de offertes in verband met de meubilering betreft kan hij zeggen, begrepen te hebben, dat ook deze stichting, waarin de architect die bij de restauratie toezicht hield, een zware vinger in de pap heeft gehad om te bezien, welke meubilering zou passen in het geheel. Van gemeentezijde is daar ook het nodige aan gewikt en gewogen. Er is niet alleen bij een zaak offerte gevraagd maar - zo is hem vanavond nog verzekerd - bij diverse zaken. Er werd zelfs gesproken over een 30-tal voorstellen. Van deze bepaalde zaak zijn er ook 6 voorstellen binnengekomen waarvan dan een een voudige, stevige stoel, die niet al te veel kost, nu wordt voorgedragen. Om nu in die hele spitterij die van te voren is gedaan en waar het college nu een voorstel heeft ge kregen, dit weer anders te gaan doen, was naar zijn mening ook niet zo goed en vandaar dat het voorstel aan de raad wordt doorgegeven. Men zal nu echt niet meer moeten gaan kijken, of het eventueel nog 2 kwartjes goedkoper kan. Men zal alleen moeten bezien, of deze meubilering waardig is voor het gebouw. De meeste prijzen van stoelen zitten ingevolge zijn informaties meer boven als onder de thans aangeboden stoel. Of de raad zou moeten voorstaan, het volgend jaar met een nieuwe meubilering te moeten aanvangen omdat de stoelen dan al versleten zouden zijn. Er is uitgegaan van een zo degelijk mogelijke stoel die past in het interieur en betaal baar is. Wat de zaalhuur van 75. - betreft heeft het college precies hetzelfde uitgangspunt als de heer Mastenbroek, maar komt alleen tot een tegengestelde conclusie. Juist omdat men niet exact weet, wat de behoefte is voor het gebruik van deze synagoge is gezegd dat, om te voorkomen dat eventueel een verwijt vanuit de horeca zou komen dat er maar weer een zaal bijkomt, die verenigingen of hoe dan ook weg zou zuigen uit de particu liere sfeer, men gewoon een bedrag wilde vaststellen om dat te voorkomen. Dat bedrag is dan afgestemd op huwelijken, die in andere ruimten worden gesloten. Het college meent dan verder dat dit tarief niet alleen voor te sluiten huwelijken moet gelden. Bekeken zal moeten worden, wat met deze tariefs-stelling in de toekomst kan worden gedaan en of dat voldoet of niet. Als het niet zou voldoen, zal de raad daar zeer zeker een ander voorstel over krijgen. De heer M. FRANKEN meent dat, als men niet tot moeilijkheden tussen het gemeentebe stuur en het stichtingsbestuur wil komen, men nu afspraken moet maken. Of is het mis schien al zo, dat B. W. en de stichting niet op één golflengte zitten. De VOORZITTER zegt, dat men dat nooit mag doen, want dan stoort men. Dat heeft hij tenminste altijd begrepen. De heer MASTENBROEK is blij met de constatering van de wethouder dat zij dezelfde mening hebben. De wethouder heeft wel 2 vooronderstellingen geuit, n. 1. dat, als men stoelen van mindere kwaliteit neemt, die spoedig zal moeten gaan vernieuwen. Daarover zal iedereen het wel eens kunnen zijn, dacht hij. Daar heeft hij het echter helemaal niet over gehad. Hij had het over 2 offertes. Als er dan 30 aanbiedingen zijn geweest, hadden er toch wel minstens 2 bij de stukken kunnen zijn, dacht hij. Een 2e vooronderstelling was, dat de wethouder uitgaat van verwijten vanuit de horeca. Om hiervan op voorhand uit te gaan, vindt spreker niet juist. Mevrouw VLUG wilde nog even een aanvulling geven op wat de wethouder zei over de taak van de stichting. Zij wil dan niet zeggen, dat dit haar taak is, maar het is een plicht van deze stichting, die zeer consequentieus wordt opgevat, n.l. het ontvangen en opvan gen van joodse bezoekers van buiten de stad. Om die in eigen vrije tijd de synagoge te laten zien, en daar verder ook nog enige gastheer of gastvrouw voor te zijn. Het is dan misschien wel een bijkomstig facet maar het wordt dan toch maar gedaan. De heer ARNOYS heeft dit facet inderdaad niet genoemd waarvoor zijn excuses. Hij meent echter, dat dit ook niet de vraag van de heer Franken inhield. De heer Franken

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1976 | | pagina 34