23
Een moeilijkheid is dan altijd, wanneer een stuk nu rijp is voor discussie.
Wordt er gezegd als er iets op tafel komt: hoe denken de regenten daar over. Of wordt
gezegd: als de regenten en het college het eens zijn, wat heeft de raad dan nog te zeggen.
Voor dat dilemma zit men altijd.
Hij zou het toch wel prettig vinden als aan de commissies en aan de raad een stuk zou
kunnen worden aangeboden waar althans het regentencollege en het college van B. W.
het over eens zijn.
Als daar een verschil tussen zou zitten, zou de raad de werkgroep weer naar huis sturen
om het huiswerk opnieuw te maken.
Hij wil zich dus op voorhand een beetje indekken. Als er straks iets komt en het regenten
college en B. W. zijn het daarover eens, dat de raad dan niet zegt:nu hebben wij niets
meer in te brengen.
De heer MASTENBROEK heeft willen zeggen, dat de instanties die hij daarnet noemde,
nog wezenlijk kunnen bijdragen aan de discussie. Dat het geen kant-en-klaar stuk wordt.
De VOORZITTER kan hierop zeggen, dat, wat de verpleeginrichting betreft het natuur
lijk zo is, dat het wezenlijke punt waar het over gaat is de status van het personeel.
Daar wordt niet aan getornd. Dat is gewoon conditio sine qua non. Dat is gewoon het
uitgangspunt bij alle besprekingen geweest.
Waar het in feite wel over gaat, en dat is iets wat eigenlijk alleen de regenten en de
raad en de raadscommissies interesseert, is de afsplitsing van het vermogen in de
fundatie en op welke manier dat moet gebeuren. Daar staat het hele verdere reilen en
zeilen van de verpleeginrichting helemaal buiten.
Het ligt dus wel iets anders dan de heer Mastenbroek denkt.
De verpleeginrichting zelf zal niet in discussie komen, tenzij voor het samenstellen van
het college van regenten.
Zonder hoofdelijke stemming wordt het voorstel aangenomen.
10. Voorstel tot verkoop van_een perceel_industri_eter^
a a n 7 J 7 fi7 Sc hl m mei p e nn In c k t e _B e r g e n _qp_ Zjdjd m.
(Verzameling 1976 nr. RO/6).
11. Voorstel tot hetjyerkopen aa n_BV .^onseryenfajam^ v/]LYf.!L
d r ~G fes sen, van" een j> e r ce e 1_ nTdu s t rït_er re igeleg e n a a n_d _C al_andwe g
(Verzameling 1976 nr. RO/7).
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming worden de voorstellen 10 en 11
aangenomen.
1.2. Voorstel tot het_a_a_n Cj^pens'_Tjansportbedrijf
a"vérkopen van eënJperceëlTndustrieferrein aan_dej^ajn ^onijnenburgwe^_en
b. vërhürënTaiïtalud met oeveryoorziening_._
(Verzameling 1976 nr. R07l5).
De heer NIJPELS zegt, dat het de bedoeling is, dat deze firma haar bedrijf gaat over
plaatsen naar het nieuwe industrieterrein. Hij wil vragen, of er geen mogelijkheid zou
zijn voor de gemeente om het thans door deze firma gebruikte perceel aan te kopen.
Naar zijn mening bestaat daar een zeer gevaarlijke-verkeers-situatie die daardoor mis
schien verbeterd zou kunnen worden.
De heer VAN HEIJST kan zeggen dat, voorzover het grondbedrijf hierbij betrokken is,
alleen maar aangekocht pleegt te worden die zaken, die in de toekomst waarschijnlijk
ook weer verkocht kunnen worden of waarvoor een bestemming zal komen.
Over de oude bedrijfsruimten van deze firma is nog al eens wat te doen geweest en in
de krant heeft men kunnen lezen, dat hij tegen die journalist heeft gezegd, voor die ge
bouwen geen bestemming te zien. Dan lijkt het hem voor de gemeente een hele moeilijke
zaak om dat te gaan aankopen. Hij wordt van verschillende kanten nog al onder druk ge
zet om toch die zaken aan te kopen maar omwille van een verkeers-situatie die moei
lijk is, zal men toch de belendende panden niet kunnen gaan aankopen, dacht hij, want
dan zou men hier en daar in de stad nog al druk 'in de weer kunnen gaan.
Dat ziet hij dan ook, zeker in dit geval niet zitten. Hij wil de raad vragen, hierin toch de
grootst mogelijke voorzichtigheid te betrachten.
Het gaat niet om een klein bedrag, maar zeker wel over een half miljoen.
Dan moet men toch wel weten, wat men met dat pand in de toekomst zal gaan doen.