25 Als de heer Mastenbroek het stuk goed gelezen heeft heeft hij kunnen zien, dat daar de mogelijkheden instaan. De heer MASTENBROEK heeft het stuk nog niet toegestuurd gekregen. Het college wel, zegt de VOORZITTER. Het is gewoon een publiek stuk van de raad van Roosendaal. Het is van hem geen spoor van verwijt aan het adres van het college van Roosendaal. Het is een heel gewoon iets. B ergen op Zoom heeft gezegd, ook wel beslagen ten ijs te willen komen. In de brochure staat n.l. heel expliciet alle mogelijkheden van bebouwing in Roosendaal in welke wijken, hoeveel huizen enzovoort. Diagrammen van bewinkeling en al die zaken meer. De heer MASTENBROEK zegt dat over de verdeelsleutel Bergen op Zoom - Roosendaal nog niet is gesproken. Dat moet nu gaan gebeuren zegt de VOORZITTER. De heer VAN KAAM zegt dat het nu toch niet zo gaat worden dat Bergen op Zoom aan Roosendaal gaat vragen of zij het goed vinden dat er hier iets wordt gedaan aan de Schel de. De VOORZITTER vindt het nu een beetje vervelend worden. Het is een hele redelijke zaak maar in een bepaald persorgaan werd het onredelijk voor gesteld. Daar heeft hij tegen geprotesteerd. Erg ten onrechte verkeerd voorgesteld, want zij waren goed genoeg geinformeerd over de teneur van het stuk en de bedoeling van het stuk. Laat hij daar dan maar niet verder op ingaan. Wat die 50.000 betreft kan hij zeggen, dat men nu natuurlijk niet moet opperen om dan maar een plan voor 50.000 te gaan maken. Het college weet nu goed wat de meerderheid van de raad wil. Een plan tot een groei van 70 of 80.000 moet zeker niet worden gedaan. Als met dit stuk gewerkt gaat worden, zullen de kaart en de tekst dus gewijzigd worden in varianten, waarbij dan meer op de mogelijkheden van het gebied wordt gewezen dan wel de illusie wordt gewekt dat het een plan is. Zodat men in de komende jaren in kan vullen naar de inzichten van dan. Als hij de raad goed heeft begrepen zijn de inzichten van nu, dat de raad toch een heel stuk mee kan gaan met het Idee, dat een voorlopige groei tot 50.000 inwoners toch wel een wenselijke zaak zou zijn. De heer Franken roerde even de Langeweg aan. Hij dacht al, zou niemand er mee komen en ja hoor. Het is natuurlijk zo, dat het probleem van de Langeweg hem niet zat in de ondergrond, maar in het niet tijdig onderkennen van de ondergrond. Daar heeft het college ook in de raad al uitgebreide excuses voor aangeboden. De puzzles die er nu zijn liggen meer in de nacalculaties dan in de voorcalculatie. Als dat eerder bekend was geweest zou men de problemen niet of in veel mindere mate gehad hebben. De heer FRANKEN zegt, dat men daar danniet gebouwd zou hebben. Misschien, zegt de VOORZITTER. Wat de heer Broos zei over die directe en indirecte arbeid is natuurlijk waar. Bij de nota werkgelegenheid is in de raad en ook in het streekgewest gezegd, dat het om een landelijk beleid gaat. De factoren die daarbij spelen zijn een kwestie van landelijk beleid. Er staan 2 dingen tegenover elkaar. Men wil een bepaald voorzieningenniveau en men wil liefst kleinschalige milieuvriendelijke industrieën. Dat is op zich heel mooi, maar men zal op een gegeven moment dan aan het buitenland het overschot aan geld moeten verdienen om die niet-directe arbeid te betalen. Dat wordt op het ogenblik gedaan o. a. met het aardgas. Nederland ligt niet op een eilandje in Europa en Europa ligt ook niet op een eilandje in de wereld. Hij zei daarom dat de econoom nog moet komen, die wegen aangeeft waarop deze 2 dingen met elkaar verzoend kunnen worden. Met die milieuvriendelijke kleinschalige industrie en of men daarmee de betalingsbalans op peil kan houden, dat is de grote vraag. Als men zegt: Goed, dan allemaal maar een stuk soberder, armer leven en dan komen er maar volkstuintjes inplaats van akkers in nederland in het grote geheel, dan zal dat een

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1976 | | pagina 282