18 Dat zijn dan detailleringen die in dit stadium misschien nog niet zo urgent zijn. De heer van Wijk vond: Bergen op Zoom vol, dan naar de zee, een goed idee. Hij vroeg ook of het haalbaar is. Spreker zegt, dat de middelen voor een heel groot deel van het rijk zullen moeten komen. Wat de grond betreft kan hij zeggen, dat het grootste stuk, het noorden, geheel binnen de gemeentegrenzen ligt. Het natuurgebied wat is vermeld ligt voor een groot deel in de gemeente Woensdrecht, het zuidelijk stuk van het Verdronken Land van het Markiezaat. Men zal daar verder over moeten gaan praten, dat is duidelijk. Als over het verwerven van gronden wordt gesproken kan hij zeggen dat eventueel gronden van de Domeinen verworven zullen moeten worden. Is het technisch mogelijk, werd er gevraagd. Hij heeft zich laten vertellen, dat in con tacten met Rijkswaterstaat en zo is gezegd, dat constructief die eilanden mogelijk zijn. Hij dacht dat de opmerking betreffende het woonwagenkamp zo maar een losse opmerking van de heer van Wijk was geweest. Deze laatste zei ook, dat het bekende jubel stadje dan wel verleden tijd zal worden. Hij wil hopen, dat de zaak toch zo in de hand kan worden gehouden dat het wel een jubel stadje blijft. Al zou het dan een jubelstadje aan het Zoommeer zijn. De heer Broos vroeg of welzijn nu iets te maken heeft met grootte. In Halsteren hebben ze toch ook gas en water zei deze daarbij. Dat is dan wel zo; in Halsteren hebben ze gas, omdat zij steunen op het apparaat van Bergen op Zoom, om eens een concreet antwoord te geven. De heer BROOS meent, dat men daar hier niet slechter mee is. De VOORZITTER zegt, dat het wel zo is, dat men als randgemeente voor bepaalde voor zieningen terugvalt op de cent rum-gemeente. Dat is ook voor b. v. culturele voorzieningen het geval. Als iemand dan ook met de stelling komt aandragen, dat een centrum-gemeen te geen extra hoge kosten heeft vanwege die centrum-functie, weet hij het niet meer. Waarom is er dan het begrip centrum-gemeente. In allerlei dingen valt men terug op die centrum-gemeente, die onevenredig dure voorzieningen moet treffen in een aanzienlijk percentage voor mensen van buiten de stad die op de gemeente terugvallen. De heer BROOS zegt, dat de voorzitter de zaken niet door elkaar moet halen. Hij heeft alleen gevraagd, wat de mensen in de randgemeenten nu minder hebben dan de mensen hier. De VOORZITTER zegt dat men maar eens moet kijken naar mensen met kleine of opgroei ende kinderen die ver buiten de stad wonen en waarvan moeder dan als taxichauffeur met een 2e autootje de hele week door de kinderen naar en van school moet rijden. De heer BROOS meent, dat dat relatief ten opzichte van de totaal aantallen inwoners van die randgemeenten wel klein zal zijn. Als hij over een randgemeente praat bedoelt hij natuurlijk niet een mijnheer die sec helemaal alleen achter in een polder woont. De VOORZITTER kent legio mensen in de randgemeenten die dit doen. De kinderen halen en brengen hetzij naar school, een avondschool, muziekschool, balletschool, dansles en noem maar op, die in die randgemeenten niet voorhanden zijn. Als dan wordt gevraagd wat hebben die mensen dan minder, nu, dat soort dingen juist. Die moeten ze dan in de stad gaan halen. In deze schets staat verder aangegeven dat, als men dit zou gaan doen, daar sub-centra zullen moeten gaan komen, met recreatieve voorzieningen enzovoorts. De heer BROOS meent, dat dat dan misschien ten koste zal gaan van de evenwichtigheid van de stad. Misschien zegt de VOORZITTER. Nu zijn er ook al sub-centra in de vorm van kleinere winkelcentra en zo. Er is een spreiding van scholen, gym-lokalen en noem maar op. Dat zal in de binnenstad ook niet allemaal kunnen. Hij kan het er niet mee eens zijn, dat er, als er een hogere uitkering komt uit de gemeen- tepot vanwege een groter aantal inwoners, dat geen betere voorzieningen zou opleveren. Hij kan het wel met de heer Mastenbroek eens zijn als die zegt dat men met 80.000 in woners weer in de narigheid zit. Dat was nu hetgeen hij bedoelde met het bedrijfs-optimum. Waar ligt ergens het beste punt. Hier nadert men nu een vervelend getal waarbij het alle maal duurder wordt. Als men nu nog een stapje verder zou kunnen gaan zou er een gewel dige verlichting komen in de financiële mogelijkheden.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1976 | | pagina 275