De heer VAN KEMENADE wil dan ook geen acquisitiebureau gaan oprichten. Hij meent
dat er een klein misverstand bestaat. Hij is het volledig eens met wat de wethouder
en de heer Westerhof hebben gezegd. De heer Westerhof wilde het niet in één stap, maar
in meerdere stappen doen. Daar kan hij het helemaal mee eens zijn.
De wethouder zei, dat er gereageerd moest worden over 3 mogelijkheden. Daar wordt
een oordeel over gevraagd. Hij heeft al gezegd het met dat punt 1 plus de gewestelijke
samenwerking met het college helemaal eens te zijn. Dat is vanzelfsprekend, dacht hij.
Hij vroeg daarbij dan wel of het niet zinvol is om over die 2 andere punten ook een oor
deel te geven.
De heer VAN HEIJST zegt, dat een combinatie niet uitgesloten wordt, ook niet in het
antwoord van het college.
De heer VAN KEMENADE dacht dat als in het antwoord het woord coördinatie wordt ge
bruikt, dat toch wel wat vaag blijft en zijn vraag is dan of het niet zinvol zou zijn om
naar die 2 punten te verwijzen. Als men stelt het meest voor het punt 1, de gewestelijke
samenwerking te voelen, begrijpt hij uit de hele situatie, dat dan de punten 2 en 3 worden
verworpen. Hij wil er dan liever dat gedeelte van punt 2 inhouden.
De heer MASTENBROEK vindt dat de heer van Kemenade met dit laatste gelijk heeft.
Verder wil hij er nog eens voor pleiten om deze hele zaak in een commissie te bespre
ken.
De heer VAN HEIJST heeft altijd gedacht, dat dat contact-orgaan eigenlijk bedoeld was
om de werkzaamheden in de diverse gewesten in west-brabant te coördineren.
Hij gelooft niet, dat dat contact-orgaan een wezenlijke taak van ieder gewest over moet
gaan nemen. Daarom dacht hij dat het verstandig was de gewestelijke aanpak en in die
gewestelijke aanpak via een werkgroep enzovoorts, te propageren en zo de hele zaak
van de grond te krijgen. Hij heeft op dit moment meer behoefte aan een werkgroep in het
gewest dan aan een werkgroep onder de hoede van het contact-orgaan.
Dat is nu eenmaal zijn standpunt.
De heer VAN KEMENADE vermoedt toch een begrips-verwarring tussen de wethouder
en hem. Als hij de brief leest met die 3 punten waarbij dan het college en de raad moe
ten oordelen over 3 mogelijkheden, kan hij zien dat het college in zijn brief zegt dat voor
de eerste mogelijkheid wordt gekozen, n. 1. de gewestelijke samenwerking. Daar is hij
zonder meer mee akkoord. Daar heeft hij geen enkele moeite mee.
Hij is dan echter wel een beetje bang dat, als men zich hier in een brief op vastlegt,
dit aan anderen over zal komen alsof die 2 andere punten zonder meer worden verworpen.
Dan zegt hij: verwijs dan in die brief toch naar het belang van die werkgroep bij interge-
westelijke taken en naar dat actieve acquisitiebeleid.
De heer VAN HEIJST zegt, dat zij zelf zeggen: er zijn de volgende mogelijkheden.
Punt 1, punt 2 enpunt 3. Daar moet uit gekozen worden. De heer van Kemenade wil dan
punt 1 kiezen en verder een hap uit 2 en een hap uit 3 erbij nemen.
Dat vindt hij wel een hele vreemde zaak.
De VOORZITTER zegt, dat het contact-orgaan over 3 gewesten loopt. Het heeft een heel
summier statuut. Het is een gentlemans-agreement en zo heet het ook, waarbij uitslui
tend de coördinerende taak wordt belicht. Het contact-orgaan is per definitie geen uit
voerend werk-orgaan. Het is niet als zodanig opgericht. Men gaat dan een hele nieuwe
weg - en dat kan men als raad niet doen - vanuit het streekgewest bewandelen, als van
het contact-orgaan in bepaalde punten toch een werk-orgaan wordt gemaakt.
Hetzelfde is het geval met de bestuurs-commissie voor het streekplan. Vanuit de gewes
ten een standpunt coördineren of wordt dat rechtstreeks opgedragen aan een contact-or
gaan. Dan is het evenwel geen contact-orgaan meer. Dan wordt er gekozen voor het
grote gewest west-brabant.
De heer VAN KEMENADE zegt, dat het nu allemaal erg moeilijk wordt. Dan pleit inder
daad voor wat de heer Mastenbroek zegt, dat het gewoon zinvol is om dit ook in de eigen
gemeentelijke commissies eens uitgebreid te bespreken.
Dat vindt de VOORZITTER iets anders. Dat het standpunt van de gewestraad wordt voor
bereid in gemeentelijke commissies en gemeenteraden, vindt hij een normale gang van
zaken.
De heer MASTENBROEK vraagt, waarom dat dan niet is gebeurd.
De VOORZITTER zegt, dat het nog niet zo ver is. Er is nog geen nota van het contact-