2 De VOORZITTER stelt dan aan de orde het agendapunt: Gedachtenwisseling over^erdere gromj/an^ergen op_Zoom_enover_de_ei^en^_welke_Ber- gen~op "Z~ooni redelijkerwijze moet steU^n_ten aaiaienjimn de_inrichti_ng van_het ^«xjmmeer^ De VOORZITTER wil in dit bijzondere geval wel even met een kleine inleiding beginnen. Niet om een standpunt van het college aan te geven want dat is er niet op dit moment. Hij wil uitleggen waarom het college toch gemeend heeft deze studie aan de raad te moe ten voorleggen. 14 dagen geleden is n.l. bekend geworden, dat de commissies die zich bezig houden met de inrichting van de Oosterschelde en van het Zoommeer in een versnelling zijn ge bracht. Het gevaar was niet denkbeeldig, dat de stad die aan het Gostmeer-Zoommeer gelegen is in dit overleg, in deze studie misschien ternauwernood zou worden betrokken. Het college wilde dus in de eerste plaats zorgen dat Bergen op Zoom zich presenteerde en liet zien, dat men hier ook aan het studeren is. Hij dacht dat het toch een goede zaak is dat men van meet af aan weet dat men Bergen op Zoom in deze niet voorbij kan lopen. Zoals men al meerdere malen Bergen op Zoom voorbijgelopen is. Hij heeft het hele dossier Oosterschelde nog eens goed doorgenomen. Het aantal brieven wat zo langzamerhand verstuurd is hierover is legio, waarin gevraagd werd om ook nog eens te denken aan de belangen van de Brabantse Wal en aan de belangen van Bergen op Zoom in het bijzonder. De antwoorden hierop zijn dan omgekeerd evenredig met de lengte van deze brieven, zo er al antwoorden zijn. In deze situatie meende B. W. dan ook, dat in ieder geval de raad ook kennis moest nemen van het feit, dat daar steeds wel over wordt gedacht en dat in dit bijzondere geval men de raad ook zou willen laten meedenken vanaf den beginne. Deze studie is nauwelijks een week oud. Het is een snelle studie geweest van gemeente werken. Hij zal dadelijk zeggen wat het doel van die studie is. Hij wil ook nog iets zeggen wat hem pijnlijk heeft getroffen en dat is de kritiek die hier en daar is gespuid zowel door persorganen als door overheidspersonen, als zou Bergen op Zoom hierin een eigengereid standpunt hebben ingenomen voor er anderen in gekend te hebben. Hij wil er wel op wijzen, dat de gemeente Roosendaal een boekje heeft uitge geven: Roosendaal en het verstedelijkingsbeleid. Dit dan, hangende het overleg met Ber gen op Zoom. Dit is in de gemeenteraad van Roosendaal als offici'éel stuk aanvaard. Als richtlijn. Hij kan ook zeggen, dat in Bergen op Zoom nooit een brief op tafel is gedwaald van ae gemeente Breda of West-Brabant wel zo gunstig stond tegenover de ontwikkeling van de Haagse Beemden. Als Bergen op Zoom nu in dit stadium eens enkele gedachten op papier zet en als B. W. dan zegt: we gaan die gedachten eens met de raad bespreken, dan dacht hij dat hij wel even de heer Magry aan kon halen die zegt: Als die mensen daar aan het denken zijn dan kan ik mij heel goed indenken dat zij eerst onder elkaar daar wel eens over willen praten alvorens dat met anderen te gaan doen. In de gemeenteraad is men dan onder elkaar met elkaar aan het praten. Er valt hier nog zoveel aan te doen, zoveel te detailleren; er staat dan ook, dat het om een gedachtenwisseling gaat nu. B. W. kan nu niet verder met het geven van opdrachten om b. v. een weg uit te stippelen als niet op enkele hoofdpunten wordt geweten in welke zin de raad geneigd is te denken. Dat zou anders misschien een hoop kosten gaan opleveren, die dan misschien overbodig zouden blijken te zijn. Vandaar dat het college nu wil presenteren op de eerste plaats een studie van gemeente werken, die in B. W. niet als een B. W. stuk is aanvaard en ook niet door B. W. aan de raad als raadsstuk wordt voorgelegd. Er wordt geen beginsel-uitspraak gevraagd van; Zo moet het, Het is alleen een aangeven van mogelijkheden. Men wordt hier n.l. met 2 vraagstukken geconfronteerd. Op korte termijn een antwoord te geven, op vrij korte termijn althans voor dit soort belangrijke dingen, als gemeente zich uit te spreken over de verstedelij king. zoals in de verstedelijkingsnota is uiteengezet alsmede over het vraagstuk van de inrichting van het Zoommeer. Men gaat er dan maar van uit, dat de Peilerdamende mee Oesterdam op dit ogenblik vaststaande grootheden zijn waar men rekening /moet houden. Het zou ir-realistisch zijn om te denken aan een Oesterdam waar nog iets aan te veran deren zou zijn. Ook daar heeft men indertijd voor gevochten in Bergen op Zoom.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1976 | | pagina 259