i p
II
ill!
Tl
lal!
Éiilh
52
juni 1976 inzake exploitatie van het grondbedrijf.
Bij b. zegt de heer DE LAET dat in de commissie tot onderzoek van de rekeningen 2 keer
over de opmerkingen van de accountants in hun rapporten is gesproken.
Steeds kwam men tot de conclusie, dat er ergens toch wel verschillende aspecten vastza
ten aan het idee van de accountants om een andere berekeningsmethode toe te passen.
Er is toen gezegd, dat er in een discussie in de raad op terug zou gekomen worden.
Omdat het een beetje moeilijk lijkende zaak is,heeft hij de raad daar vooraf bij brief
over ge-informeerd.
De enige vraag is nu, of wethouder van Heijst de aspecten van de opmerkingen van de
accountants eens op papier wilde zetten en de raad daarover dan informeren.
De heer VAN HEIJST zegt dat aan deze brief in het openbaar al wat ruchtbaarheid is ge
geven en hij dacht dat hij dan als wethouder van grondzaken niet zo maar naar de com
missie grondzaken in een besloten vergadering verwezen moest worden.
Hij zou het zeer op prijs stellen om daar nu in het openbaar op te reageren.
Hij hoopt dat de raad hem daartoe in de gelegenheid wil stellen.
Met de industriegronden is dat een verschrikkelijk moeilijke zaak. Als de heer de Laet
daar zorgen over heeft, kan hij zeggen, dat hij die zorgen al enige jaren heeft.
De vraag is hoe het probleem tegemoet te treden.
Het is natuurlijk heel gemakkelijk om, zoals het verificatiebureau zegt, de uitgiftetermijn
wat nauwkeuriger te ramen. Het tempo waarin op dit ogenblik de industriegronden worden
uitgegeven geeft geen enkele basis om tot een raming van een uitgiftetermijn te komen.
Hij ziet geen enkele mogelijkheid om zinvol het tempo van uitgifte ergens uit voorhanden
zijnde gegevens te benaderen.
Welke taktiek is er nu toegepast. Als de looptijd langer is dan destijds ingecalculeerd,
wordt de rentelast ieder jaar bijgeboekt. Als die rentelast dan 10% is, betekent dat,
dat in de volgende jaren de gronden dus minimaal met 10% in kostprijs zullen stijgen.
Dat is in deze tijd van inflatie - en dat heeft men ook kunnen lezen in de brief van de direc
teur van het grondbedrijf - niet vreemd.
Hij heeft ook nooit gemerkt, tot op dit moment, dat de grondprijzen hier er eigenlijk de
oorzaak van waren dat vestigingen uitbleven. De grondprijzen hier werden altijd terstond
als zeer aanvaardbaar ervaren.
Men kan nu natuurlijk precies gaan doen wat het verificatiebureau vraagt.
Men zou - hoewel die raming ook geen enkel exact tintje heeft - kunnen zeggen: laten we
de industrieterreinen eens bepalen op een uitgiftetermijn van 20 jaar. Misschien klinkt
daar enige somberheid uit, maar als dat zou worden gedaan, dan is de gemiddelde uitgif
tetermijn 10 jaar. Dan moet in de calculatie nu reeds 10 jaar rente worden bijgerekend.
Hij zegt dan niet dan men daar nu op zit, maar als men op een grondprijs nu van 40.
zou zitten, zou men vandaag moeten verkopen voor 80.
Als er dan verder geen onverhoopte dingen zouden gebeuren, zou na 20 jaar ook voor dat
bedrag van 80. - verkocht moeten worden.
Hij dacht niet dat dat een gezonde zaak is, want degene die nu moet kopen voor 80. -
betaalt met duurdere guldens, met betere guldens dan degene, die, gezien de inflatie,
- die ongetwijfeld voort zal gaan - over 20 jaar met 80. - zal betalen.
Zoals hij het nu zegt is het wel niet helemaal precies juist want degene die over 20 jaar
met 80. - betaalt zal waarschijnlijk toch nog wel iets meer moeten betalen, omdat in
tussen nacalculaties plaatsvinden omtrent bijkomende werken die alsnog uitgevoerd moeten
worden.
Hij dacht dat men, om nu in de markt te blijven, het beste het systeem van thans kon blij
ven volgen. Met het andere systeem wordt men gelijk uit de markt gnprrrnn en dat biedt
ook geen enkele exacte grondslag. c^Mupcl
In de brief van de heer de Laet stond ook nog iets over de lang lopende opties. Hij kan zeg
gen dat het college er zeer attent op is dat, als er een terrein in optie wordt gegeven,
dat op een beperkte termijn wordt gedaan. Als de cliënt in die periode geen beslissing
neemt wordt hem altijd verwittigd dat men wel eens tot verlenging bereid is, maar dat
men zich wel het recht voorbehoud om, als het te lang duurt, met een nieuwe prijs te
komen.
Als er een tijd verloopt tussen een raadsbesluit en het passeren van de akte, dekt men
zich tegenwoordig in met de 10% rente-clausule, die ingaat een maand nadat van GS be
richt van goedkeuring op het besluit is binnengekomen. Zodoende probeert men ook rente
verliezen te voorkomen.
Hij ziet geen enkele kans, om zinnig op een ander systeem over te gaan. Hij zegt niet dat
het systeem wat nu wordt gevolgd ideaal is. Hij wil er gewoon eerlijk bijzeggen, dat ook
het uitgiftetempo van de industriegronden voor het college een grote zorg moet zijn.
Een uitgiftetermijn van 20 jaar gaan incalculeren, wat dan ook maar weer een gok is,