15
In de krant heeft men zelfs kunnen lezen dat er een voorstel is om dat gesprek in de
Stoelemat te houden.
De heer ARNOYS zegt dat er in het verleden al eens meer een brief is geweest van de
horeca aan de raad, waarin dezelfde klacht stond die nu weer eens is herhaald.
Dat is ook uitvoerig in de cultuur-commissie behandeld. Het gevolg daarvan is geweest
dat de raad op 26 juli 1974 (behandeld op 31 juli 1974) aan de horeca nederland afdeling
Bergen op Zoom heeft geschreven,"dat een aantal verzoeken om gebruik te mogen maken
van de evenementenzaal op grond van voormeld uitgangspunt van B. W, dan ook reeds
is afgewezen of zijn doorverwezen naar plaatselijke zaalhouders. Deze gedragslijn zal
worden voortgezet. Daarbij komt bovendien, dat B. W. voor de exploitatie van de zaal
als onderdeel van het door hen te voeren beleid, verantwoording schuldig zijn aan de
raad. In verband met vorenstaande komt de raad inspraak, als door U wordt voorgestaan,
niet noodzakelijk voor."
De raad heeft daar dus in 1974 een uitspraak over gedaan. Horeca nederland is dat ver
geten of denkt: er is nu een nieuw college en een nieuwe raad, dus gaan we maar eens
weer hetzelfde verhaal ophangen. Dat weet hij niet. In de toezegging, die ook bij de
raadsstukken heeft gelegen, - de zogenaamde toezegging dan - het besprekingsverslag,
staat, dat, als de plaatselijke horeca in een te stichtenB.V. die de exploitatie van het
café-restaurant op zich zou nemen, de plaatselijke horeca ook betrokken zou kunnen
worden bij de inspraak ten aanzien van de grote zaal.
Die grote zaal is, zoals in het antwoord van B. W wordt voorgesteld, dan aangegeven
voor grote festiviteiten. Vanuit dat oogpunt kan hij dan ook de gedachtengang van de heer
van Kaam wel billijken, dat de bejaardenbond op een gegeven moment zó groot wordt,
dat zij uit de plaatselijke zalen uitgroeien en dan een verzoek doen om in de evenementen
zaal iets te organiseren. Als die grotere zaal in particuliere handen zou zijn zou waar
schijnlijk niemand daarover praten, maar nu toevallig deze grotere zaal in het bezit is
van de gemeenschap moeten ineens die festiviteiten maar klein worden gehouden en mo
gen niet uitgroeien, want dan komen bepaalde particulieren niet aan hun trekken.
Er wordt dus niet gerekend met de gebruikers, maar alleen met de exploitatie.
B. W. heeft gemeend, mede naar aanleiding van de thans aan de orde zijnde brief aan
de horeca, om in dat verband geen toestemming te geven aan deze bejaardenbond, omdat
dat ergens toch wel in tegenspraak zou zijn of er uit zou kunnen worden gelicht als zijn
de in tegenspraak met hetgeen wordt geschreven. Er komt ook nog een practisch punt
bij, n.l.dat de tijd waarop de bejaardenbond deze zaal ter beschikking wilde hebben
niet mogelijk was, omdat daar al de inrichting van de huishoudbeurs dan bezig zou zijn.
De vloer, die als bescherming wordt gezien voor de dure ondervloer, zou dan weer op
genomen zijn en het zou zoveel kosten om die weer neer te leggen, dat dit bijna niet te
doen is.
De heer Broos stelde, dat de gemeente een overeenkomst heeft met de Stoelemat. Hij
meent, dat een overeenkomst met iemand die zelf een zaal exploiteert erg moeilijk zou
zijn. Er is wel een overeenkomst met de exploitant van/café-restaurant-gedeelte, /het
Er kan dan ook geen sprake zijn van een vraag of in die grote zaal een festiviteit kan
worden georganiseerd, ja of nee.
Hij is het met de heer van der Stoel eens, dat er inderdaad helemaal geen harde verwij
ten staan in de brief van horeca nederland. Een advies-commissie, die een vorige raad
reeds heeft afgewezen, nu weer aan de orde te stellen, lijkt hem eigenlijk geen erg pro
pere daad. De hele problematiek zal, naar aanleiding van weer een schrijven van de hore
ca - zoals wel mag worden verwacht - in de komende raadsvergaderingen nog wel meer
aan de orde komen, meent hij.
De VOORZITTER wil hier nog bij aanvullen, dat het zeker de bedoeling van het college is
om een gesprek met de horeca te hebben. Hij hoopt dan ook, dat iedere keer schrijven
niet nodig zal zijn. Hij hoopt te kunnen aantonen, dat de gemeente zich inderdaad aan het
gentlemans-agreement met de horeca heeft gehouden, door niet de Stoelemat te gebruiken
als concurrent met de andere plaatselijke zaalhouders. Dat hield het gentlemans-agree
ment in. Als hij verder even voor zich persoonlijk mag praten wil hij over de kwestie
met de bejaardenbond zeggen, dat, als een bejaardenbond jaar en dag in een plaatselijke
z;aal zit, en men zou die dan ineens de gelegenheid geven om naar de Stoelemat te ver
huizen, men inderdaad een belangrijk stuk inkomsten van die plaatselijke zaalhouder
gaat ontnemen. Dat zou dan inderdaad tegen het gentlemans-agreement zijn.
Tenzij hard wordt gemaakt, dat inderdaad de 12oo leden ook allemaal komen en dat zij
dus uit het jasje van de Korenbeurs zouden zijn gegroeid. Hij heeft echter de bejaarden
bals nog al eens bezocht op de zondagmiddagen en zo erg was dat daar dan meestal toch
niet.