li r ;l I ■l|i 28 ontwikkelingen in de hand houden - immers grondverkoop aan KaaBee heeft ook prece dentwerking op de rest van het gebied - dan zal zij de grond in eigendom moeten houden. Naar de mening van zijn fractie dient dit voorstel te worden teruggenomen, daar een ves tiging van KaaBee op dit punt een slechte zaak zou zijn. Wel dient gezocht te worden naar een plaats waar KaaBee zich kan uitbreiden, zoals de minderheidsnota ook aangeeft. En wel op een zodanig korte termijn, dat dit het bedrijf geen extra tijd kost en ook geen extra geld. Hij hoeft nauwelijks meer te zeggen, dat de minderheidsnota van wethoudei nartel door de VVD-fractie van harte wordt onderschreven. De heer A. J. FRANKEN kan zeggen dat, na zorgvuldige afweging van de argumenten, zijn fractie eerst een besluit heeft genomen, of het mogelijk gemaald; moet worden dat e KaaBee aan de Zwarteweg zich al of niet kan gaan vestigen. Allereerst is men van mening, dat men zich niet mag en kan verzetten tegen een voorge nomen uitbreiding van een bedrijf in Bergen op Zoom.Tenzij er werkelijk zwaarwichtige redenen zijn die zich daartegen zouden verzetten. Wanneer een bedrijf aan nieuwbouw toe is, is hij van mening, dat in principe alles moet worden gedaan om het dit bedriji moge lijk te maken. Hij acht dit in het belang van Bergen op Zoom. De bewoners die er mee gebaat zijn, in Bergen op Zoom te kunnen kopen wat ook elders kan voor de bedrijvigheid en voor de arbeidsplaatsen in de stad. Het'lijkt een beetje tegenstrijdig dat er om arbeidsplaatsen wordt gevraagd terwijl men bii het scheppen daarvan wel moeilijkheden gaat maken. Uit het verleden zijn voorbeelden te noemen, dat bedrijven vanuit Bergen op Zoom naar elders zijn vertrokken omdat Bergen op Zoom geen ruimte kon biedenf Gelukkig is daar een kentering in gekomen, maar hij vindt dat men, zeker in deze tijd, alles moet doen om de bedrijven in Bergen op Zoom te houden, mits zich daar zwaarwe gende redenen tegen zouden verzetten. Natuurlijk heeft hij de argumenten van de minderheidsnota van wethouder Hórt el uitvoerig in zijn fractie besproken. Hij zou ten eerste willen opmerken, dat hij tevergeefs naar een alternatief heeft gezocht. Een uitbreiding van KaaBee aan de Bosstraat ziet hij beslist niet zitten. Hij heeft nog gedacht en voorgesteld een mogelijkheid op het Geertruidaplei achter de Brandweerkazerne te kunnen opwerpen. Dat ook blijkt niet haalbaar te zijn. Wat dan, zou hij willen vragen. In de minderheidsnota wordt gevraagd aan de raad om zich uit te spreken dat B. W. zal moeten zoeken naar een alternatief. Hij vraagt zich dan af, of de voorbereiding van dit voorstel dan zo onzorgvuldig is geweest. Is het stichten van dit gebouw al niet reeds door de welstandscommissie goedgekeurd? Waarom heeft wethouder Hartel nooit met KaaBee kunnen spreken? het college kende toch een minderheids-standpunt van de heer Hartel. Was het dan geen zinnige zaak ge weest als de heer H'órtel ook eens met de heer van Tilburg had kunnen spreken. Waarom zijn de bezwaren die tegen het voorstel zijn zo nodig niet direct aan de raad De°planologische argumenten die als bezwaar naar voren worden gebracht acht hij theore tisch niet zonder betekenis. Hij heeft zich echter wel afgevraagd of planologie altijd een strak en star gegeven moet zijn. Hij meent daarop een ontkennend antwoord te moeten geven. Veel plannen, ook in Bergen op Zoom, zijn wel eens aangepast aan de noodzaak of aan de gewijzigde inzichten van een moment. j Hij heeft zich ook afgevraagd, of sommige bezwaren tegen dit voorstel met wat overdreven worden voorgesteld. Is deze plaats nu de periferie van de gemeente, wil hij vragen. Betekent het toestaan van deze vestiging nu dat er zich rampzalige ontwikkelingen sullen gaan voltrekken. Er zal naar zijn mening toch niet gegeneraliseerd moeten gaan worden. Door de realiteit van deze zaak te erkennen zal men toch niet moeten zeggen dat de hele planologie ineens ook helemaal op de helling komt. Hij peinst er niet over, om daar een winkelcentrum te gaan bouwen want dat zou inderdaad een onjuiste beslissing zijn. Hij ziet deze zaak echter als een op zichzelf staand geval waarvoor geen alternatieven zijn. Dat de Bosstraat economisch minder zou gaan betekenen en bij het winkelend publiek min der in trek zou komen, gelooft hij gewoon niet. Hij wil zijn vertrouwen uitspreken in de initiatief nemende en hardwerkende middenstanders in en rond de Bosstraat. Hun onder mingsgeest krenkt men toch wel, dacht hij, als men stelt dat zij afhankelijk zouden zijn van de KaaBee. Een dergelijke voorstelling van zaken is naar zijn mening absurd en over- Het argument dat daar ter plaatse er een groenstrook zou moeten blijven spreekt hem nog het allermeeste aan. Daar staat echter tegenover, dat er een bestaand plan is waar daar ter plaatse woningbouw is gepland. Naar hij verder meent te weten, notabene nog een flat ook. OHl

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1976 | | pagina 229