1!
28
De heer MASTENBROEK wil geen stemming vragen, hetgeen hij n.l. erg kinderachtig zou
vinden. Om, als hij zijn zin niet krijgt dan maar tegen te stemmen. Hij dacht ook niet dat
dat in het belang van de jeugdsport was. Als schot voor de boeg wil hij wel zeggen dat,
als zo'n dergelijke subsidie-regeling over een jaar weer wordt aangeboden, zijn fractie
dan beslist wel tegen zal zijn.
De heer VAN HEIJST zegt, dat dit toch best eens zou kunnen gebeuren.
Zonder hoofdelijke stemming wordt het voorstel aangenomen.
20. Voorstel tot het _vast steil en van_het ontwe^-bestemmmgspUnJ^Gageldo^Jsf^O^
(V r z amëÏÏng T976 nr. RÖ791).
21. Voorstel tot het verlenen_van kredieten t en_behoeve_van het_g.emeenteUjkj^^bedrtjf
(Verzameling 1976 nr. Fin/75).
22. Voorstel tot het verlenen van kredieten t en_b ehq ey e _va n het _g em e ent el ijk_elec t r i_cit e itsj_
bedrijf/
(Verzameling 1976 nr. Fin/76).
23. Voorstel tot het verlenen van een subsidie van_£LJJKJM)._- aan_het Comité "Monument_
Antön vTn I/uinkerkey/'"fn dikösten van" d/verv£ardiglng~ën pi§§t£i ng_v an JTen bjnzen_
standbeeld.
(Verzameling 1976 nr. AZ/81).
24. Voorstel tot het verlenen vanjeen subsidie van_^JL_750._- tenjjehqeve yan_dejjrgmyisatie
van een poëzieweek door_de Stichting LiterairJ^Gzel^chap WËL_te_Berj;en_op_Zoom._
(Verzamifing Ï976 nr. AZ787).
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming worden de voorstellen 20 tot en met
24 aangenomen.
25. Voorstel inzake subsidiëring van_de /StjchUngJV rj.je_kunstbeoefeningy_
(crëatiëf centrum "De _KraaF\
(Verzameling 1976 nr. AZ788").
De heer DEKKERS zegt, dat dit voorstel diverse vragen bij hem oproept alsmede bij de
meerderheid van zijn fractie. Allereerst wordt in het voorstel op pagina 3.18 gesteld dat
uit besprekingen hieromtrent met het bestuur van de stichting is gebleken, dat dit geaccu
muleerd tekort voor een belangrijk deel is veroorzaakt door een min of meer onoverzichte
lijke aanloopperiode in de jaren 1972 tot en met 1974, alsmede door wisselingen van het
bestuur, de zakelijk-leider-coördinator en de administrateur, die de bestuurlijke en admi
nistratieve werkzaamheden uiteraard niet hebben bevorderd. Hij is bereid aan te nemen,
dat er moeilijkheden op bestuurlijk en organisatorisch niveau zijn geweest, doch het komt
hem ietwat vreemd over, wanneer het college als periode noemt 1972 tot en met 1974.
In het raadsvoorstel van 27 november 1973 AZ 180, in verband met de subsidiëring van deze
stichting, schrijft het college n.l.: gesteld kan worden dat het experimentele stadium ach
ter de rug is en dat het kreatief centrum zijn bestaansrecht heeft bewezen en duidelijk in
een behoefte voorziet, gezien het aantal deelnemers en de ontplooide activiteiten in de proef
periode. Hóe is dat dan te rijmen met de motivatie van het college van thans, extra-gelden
beschikbaar te stellen om ontstane tekorten als gevolg van aanloopkosten en moeilijkheden
vanaf 1972 gedeeltelijk op te lossen. Financiëel gezien was 1972 ook geen probleem.
Het voorstel laat de financiële situatie 1973 enigszins in het vage. Waarom worden hier de
door het rijk vastgestelde subsidiabele personeelskosten niet genoemd. Uitgaande van de
ter inzage liggende stukken bedraagt het nadelig saldo dat jaar 3.058.85, n.l. het ge
accumuleerde verlies per 31-12-1974 ad 13.490.16 minus het tekort in 1974 van
10.431.31. Alvorens de jaren 1974 en 1975verder te bekijken lijkt het hem noodzakelijk
op te merken, dat het college bij de opstelling van het pre-advies naar zijn mening afwijkt
van de raadsbeslissing, n.l. het subsidie duidelijk binnen bepaalde grenzen te houden.
Dit zelfs op voorstel van het college.
Het college stelt n.l. te beginnen bij 1973 voor, de ontvangsten van de buitengemeenten
door te betalen aan het kreatief centrum. De raad heeft echter diverse keren te kennen ge
geven, dat zij inkomsten van buitengemeenten wensten om de eigen bijdrage te drukken.
Vanwaar deze koerswijziging bij de opstelling van dit voorstel.
Uit het voorgaande is duidelijk gebleken dat het thans aanwezige tekort hoofdzakelijk is
ontstaan in die jaren 1974 en 1975, waarvan 1975 beslist het merendeel heeft bijgedragen.
Tenslotte ontbreekt, wat de financiën betreft, een standpunt ten aanzien van de bijdrage
vanuit deze gemeente over het jaar 1976. Welke regeling wordt dan gehanteerd.
p:(4'