25 en gericht aan de wethouder van sportzaken, dat hij kan zeggen, dat hij persoonlijk aange naam verrast is over datgene wat er die avond is voorgesteld. Dan staat dat wel in schrille tegenstelling met de wijze waarop deze zaak in de commissie van sport- en openluchtrecreatie ook van de zijde van sportmensen naar voren werd ge bracht. Als hij daarover dan zijn verbazing en zijn geweldige teleurstelling niet onder stoe len of banken heeft gestoken, is dat nog al duidelijk dacht hij. Hij is altijd nog al emotioneel bij zijn werk betrokken, soms teveel, zegt men. Dan heeft hij zich op die avond toch eigen lijk gewoon genomen gevoeld. Dat wil hij hier nog wel eens expliciet herhalen. Nu over de zaak zelf. De heer Mastenbroek zei, dat hij moeite heeft met de wijze van totstandkoming van deze verordening. Hij zei verder, dat er geen alternatieven zijn voorgelegd. Het is normaal dat het college een voorstel voorbereid en dan zegt: Kijk, dat is naar onze mening de meest juiste oplossing. De raad krijgt geen voorstel, waaruit dan uit 10 of 12 mogelijkheden gekozen kan worden. Soms is er ervaring met een bepaalde subsidie-verordening en is door een kleine bijstelling op het vlak waarop zij dan werkzaam is dan een overeenstem ming te bereiken. Hijzelf is dan niet zo alternatief, dat hij daartegenover dan een groot aan tal alternatieve wijzigingsvoorstellen laat ontwikkelen. De ambtenaren hebben soms wel wat anders te doen. Verder had de heer Mastenbroek het over een bedrag per lid. Daar is hier alles op gebaseerd. Dat is niet helemaal juist. Er zijn verschillende artikelen in deze ver ordening; daar speelt het bedrag per lid een rol in; daar speelt de medische sportkeuring een roï in; daar speelt de kadervorming een rol in. Er is ook een subsidie voor evenemen ten ten behoeve van de jeugd in de organisatie en in de daarbij benodigde huurprijzen. Hij vindt, dat de heer Mastenbroek dan tekort doet aan dit voorstel als hij zegt: het is al- leen maar een bedrag per lid. De heer Mastenbroek zou graag een relatie zien met de acti viteiten, maar dat wordt dan wel een enorm probleem. Er zijn verenigingen die plotseling een bepaalde activiteit gaan ontwikkelen b. v. een weekend ergens of zo iets. Als dat alle maal eerst bij de gemeente gemeld zou moeten worden en als daar dan eerst een oordeel geveld moet worden, dan gelooft hij dat, met het grote aantal sportverenigingen die ei ge lukkig in Bergen op Zoom zijn, dat er een administratieve chaos tegemoet kan worden ge zien van je welste. Hier wordt een belangrijk stuk verantwoordelijkheid bij de vereniging gelegd en wordt hen een bepaald bedrag in handen gestopt alleen maar om hen de helpende hand te Meden naast hun eigen inkomsten over de nodige financi'én te beschikken om datgene te doen wat in zo n vereniging noodzakelijk is. Hij ziet het echt niet zitten om bij dit grote scala van verenigin gen daarbij dan te gaan subsidiëren op basis van specifieke activiteiten. Dan moeten eigen lijk al die activiteiten een jaar van te voren zijn gepland en hij dacht, dat ook dat wel tot grote problemen aanleiding zou geven. De heer Mastenbroek zei, er op dit moment wel vrede mee te kunnen hebben maar er zal nu zeer spoedig overlegd moeten worden over een andere regeling. Hij weet beslist niet of de sportverenigingen dat nu wel wensen. Dat geluid heeft hij tot op dit ogenblik nog nooit gehoord. Tot nu toe heeft hij begrepen dat deze regeling, hoewel die wel van tijd tot tijd wat bijstelling behoeft, zeer tot tevredenheid werkt. Dan kan er wel weer ge-experimenteerd gaan worden, met andere methoden, maar hij kan dat echt niet toezeggen en hij heeft daar ook geen enkele behoefte aan. De heer van Wijk wees op de verbeteringen en hij merkte daarbij op, dat een groot aantal verenigingen er geen direct profijt bij heeft. Spreker dacht dat dat wel meer gebeurde. Er zijn hier heus wel eens zaken aan de orde waarvan niet iedereen kan zeggen: daar heb ik voordeel van. Hij meent dat de tendens van deze subsidieverordening gezien moet worden dat geprobeerd wordt die verenigingen te helpen die daaraan de meeste behoefte hebben. Voor een belangrijk deel is hij dan ingeschoten op de voortdurende problemen die hem werden gemeld naar aanleiding o.a.van hoge tarieven enzovoorts en komen die verenigingen die inderdaad voor hoge huren staan in het jaar, er nu.het beste van af. Hij dacht, dat dat ook een logisch gevolg is. Daar zijn meer centen nodig en daar kan men dan naar zijn mening ook het beste de subsidies aan besteden. Als een voetbalvereniging aan de leden een contributieverhoging voorstelt en als dan op ae ledenvergadering die voetbalvereniging dat voorstel terugneemt omdat er het jaar tevoren zo goed gedraaid is en er een kleine reserve was ontstaan, dan schaamt hij er zich vandaag de dag niets voor dat die voetbalvereniging dan van deze subsidieverordening niet beter wordt. Hij zou er zich voor schamen als dat wel het geval zou zijn. Dan zou daar subsidie naar toe gebracht worden waar het in feite niet nodig is. De heer van Wijk roerde ook weer eens het punt aan van de minimale groepsgrootte van 15 jeugdleden en de betaling van de jeugdleider op basis van dat aantal van 15.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1976 | | pagina 149