23 ten worden. Hij weet dan niet of een gemeente ze dan alsmaar naar die banken toe moet sturen, als er een redelijke kans is dat de gemeente ze zelf kan ondersteunen. Uit het voorstel blijkt trouwens, dat ze wel bij een bank hebben aangeklopt. Dat laatste wilde de VOORZITTER eigenlijk ook zeggen. Ze schrijven echter dat dit is ge beurd en dat ze daarbij moeilijkheden hebben ondervonden. Hij wil vragen, of men dan die mensen niet meer geloven mag. Hij gelooft echt niet, dat de heer Broos het allemaal zo ernstig inziet. De heer VAN HEIJST kan zeggen dat bij een handelsbank voor dit soort verenigingen,^ juist omdat bij die verenigingen ups en downs kunnen voorkomen, het percentage practisch 3% hoger ligt. Zonder hoofdelijke stemming wordt het voorstel aangenomen. 19._yoorstel tot: a. vaststelling "van de "Subsidieverordening Jeugdsport"; en b. intrekking van de "Subsidieverordening Jeugdsport 1974". (Verzameling 2976 nr. AZ/84). De heer MASTENBROEK wil het eerst even hebben over de totstandkoming van dit voor stel. Terwijl voor het subsidiëren van de jeugdsport verschillende mogelijkheden bestaan, waarop hij zo dadelijk zal ingaan, hebben deze mogelijkheden niet als gelijkwaardig ter discussie gestaan in o.a. de commissie sport- en openluchtrecreatie. Uitgangspunt was subsidie per lid en andere vormen van subsidiëring zijn niet nader beke ken en uitgezocht. Wil men in een commissie die het college moet adviseren met een zinnig advies naar voren kunnen komen, dan zalmen wel van alle informatie op de hoogte moeten zijn. Hij betreurt het dat in de commissie inhoudelijk niet over andere vormen van subsidie verlening is gesproken. Het voorstel, zoals dat thans voorligt, gaat uit van een subsidie aan de jeugdsport-vereni gingen waarbij deze verenigingen subsidie krijgen die is gebaseerd op een bedrag per lid. Hij kan zich voorstellen dat voor zo'n subsidie-regeling wordt gekozen, wanneer met een subsidie-beleid wordt begonnen. Wanneer men nog geen inzicht heeft in de financiële posi tie der verenigingen. Hij kan zo'n subsidie-beleid begrijpen wanneer men geen goed beeld heeft van de noden en moeilijkheden van de verenigingen. De budgetten en activiteiten van de verschillende verenigingen kunnen n.l. nog al uiteenlopen. Kortom, een subsidie-beleid per lid is te accepteren, wanneer een goed beeld van de gehele situatie ontbreekt. Het komt hem voor dat bovenstaande zaken momenteel niet gelden voor de gemeente Ber gen op Zoom. Na een aantal jaren is er z. i. toch wel een goed beeld ontstaan van de noden en moeilijkheden van de bergse verenigingen. Subsidiëring van de jeugdsport dient z.i. daarom niet meer te geschieden op basis van een subsidie-bedrag per lid. Bezwaren hier tegen - fractiegenoot Geers heeft ze ook al op de commissievergadering naar voren ge bracht - wil ook hij hier nog wel even noemen. Subsidiëring op basis van het ledenaantal kan tot gevolg hebben dat het aantal leden hoger wordt opgegeven dan het in feite is. Verder is er de moeilijkheid, dat het ledenaantal der verschillende verenigingen niet al tijd een zodanige omvang heeft, dat een subsidie per lid van betekenis is als bron van in komsten. Daar komt bij, dat de kosten van kleine verenigingen soms per lid hoger zijn dan van grote verenigingen. Dan is er nog het ontbreken van een rechtstreeks velband tussen het bedrag per lid en de activiteiten die een vereniging ontplooit. Of een vereniging veel of weinig activiteiten ontplooit heeft geen invloed op het subsidie-bedrag. In de bergse situatie is het mogelijk te subsidiëren op basis van de kosten, d. w, z. dat er een verband wordt gelegd tussen de activiteiten, welke hun weerslag vinden in de kosten en in de bijdrage van de gemeente. Een beperkt aantal activiteiten zal veelal gepaaro gaan met weinig kosten en dus leiden tot een geringere subsidie. Deze methode kan op een aan tal manieren worden toegepast, zoals een subsidiëring met een percentage van alle kosten, met een percentage van bepaalde kosten, volledige vergoeding van bepaalde kosten en subsidiëring met eën bepaald bedrag tot ten hoogste het exploitatietekort. Hij wil zich nu niet uitspreken over welk van de 4 laatstgenoemde mogelijkheden gekozen zal moeten worden. Misschien moet er nog wel een andere methode worden gezocht. Wel wil hij zich uitspreken voor een methode, die is gebaseerd op basis van de kosten en niet op basis van het aantal leden. Hij beseft, dat nu niet het voorliggende voorstel verworpen moet worden. Dat zou n.l. niet in het belang van de jeugdsport zijn. Wel zal naar zijn mening zo vlug mogelijk moeten kunnen worden gediscussieerd over een andere vorm van subsidieverlening, n.l. subsidie op basis van kosten, zodat het volgena jaar op een andere manier subsidie kan worden verleend. Hij vraagt daarom nu, om zo spoedig mogelijk met belanghebbenden, met de Sportraad die een speciale commissie

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1976 | | pagina 147