14 De heer BROOS wil, zonder op enigerlei wijze afbreuk te willen doen aan het betoog van de heer Blanken, zeggen, dat hij met het voorstel van de heer Mastenbroek, om dat briefje naar de minister te sturen, helemaal geen moeite heeft. Hij heeft in het verleden eens voor een invalide iets gevraagd en daarbij was de medewerking van het college optimaal. Daarover was geen enkel probleem. Hij heeft bij deze zaak het negatieve advies gezien van de Hoofdcommissaris van politie. Daarover wil hij iets vragen. Toen hij destijds - en dan praat hij even helemaal uit zijn hoofd - iets voor een bepaalde invalide vroeg, ging dat niet voor gevallen bij parkeermeters. Dat schijnt juridisch erg moeilijk te liggen. Hij wil vragen, of dat inderdaad zo is en of daar iets aan gedaan kan worden. De heer ARNOYS zegt, dat de vraag van de heer Blanken er eigenlijk op neerkomt, of het gemeentebestuur van Bergen op Zoom een landelijke regeling wil treffen omdat het wel gemakkelijk is voor een invalide om ook in een andere gemeente parkeerfaciliteiten te hebben. De heer Mastenbroek zei, dat er toch ook wel een briefje uit kon gaan naar de minister dat daar eens iets aan moet worden gedaan. Hij dacht niet dat het een taak was van een gemeentebestuur om zich met landelijke maat regelen te gaan bemoeien. Als er van een of andere gemeente een verzoek komt om adhae- sie te betuigen aan een of ander ministerie, is tot nog toe, voorzover hem bekend, het standpunt geweest van de gemeenteraad, dat dat niet zijn taak was. De heer Blanken is er kennelijk niet - terwijl het toch wel in de brief staat - van op de hoogte, dat er voor invaliden in Bergen op Zoom individuele aanvragen tot ontheffing van parkeerverboden mogelij k zijn, die kritisch worden bekeken en als er een medisch adviesis van de gemeente-arts wordt er daarna een beslissing genomen. Van de heer Broos heeft men dan verder kunnen horen, dat dat heus wel eens voor komt en dat dat dan positief uitvalt. In de meest ge-eigende gevallen is dat positief omdat wordt uitgegaan van een bepaalde loop-afstand die een invalide kan lopen. Als een invalide helemaal niet kan lopen is er een mogelijkheid dat er een ontheffing komt van parkeerverboden. Niet van stopver boden, omdat op het ogenblik er in Bergen op Zoom alleen daar een stopverbod geldt waar het inderdaad ook verboden is om tot stilstand te komen ook om personen in- en uit te laten stappen. Er zijn vrij veel chauffeurs die dat niet weten of doen alsof zij dat niet weten. In feite staat in Bergen op Zoom het bord stopverbod alleen daar waar het college meent dat die verkeersmaatregel daar ook dringend nodig is. Daarvan kan dan ook geen ontheffing worden verleend. Dat is dan het punt wat de heer Broos misschien bedoelde. Van stopverboden is geen ontheffing te verlenen. Wel van par keerverboden. Het punt van de parkeermeters is weer een heel ander geval. Een parkeer- meter is geen eigenlijk parkeerverbod. Een parkeermeter of een parkeerautomaat is een verbod om daar te parkeren zonder te betalen. Invaliditeit heeft dan met betalen helemaal niets van doen. Als een invalide, doordat hij dan ontzettend duur uit zou komen om kwar- jes in een automaat of parkeermeter te stoppen, daar moeilijkheden van ondervindt, zijn er andere mogelijkheden en kanalen dan het geven van ontheffing voor betaling van parkeer- gelden. Dat is het juridische probleem. Hij zou willen voorstellen om de brief wel zo uit te laten gaan, want daarin wordt zonder meer medegedeeld, dat er in Bergen op Zoom goed werk wordt geleverd in dit opzicht. Dat aan het probleem aandacht wordt geschonken. De taak, juist van die bond, zal dan zijn om te proberen bij het ministerie een landelijke regeling aan te kaarten. Als er zo'n lan delijke regeling is, zal Bergen op Zoom zich daar zeker niet tegen verzetten maar daar zeker wel in meegaan. Dat is dan nog iets anders dan daarop aandringen. De heer MASTENBROEK is voor het versturen van deze brief aan deze bond. De wethouder zei, dat er door de gemeenteraad van Bergen op Zoom geen adhaesie verstuurd moest wor den maar dat men zich hier moet houden aan het plaatselijk bestuur» Men kan nu zien dat, doordat er geen landelijke maatregelen zijn, dat plaatselijk bestuur niet goed kan worden uitgeoefend. Dan zegt hij, dat er dan maar een brief verstuurd moet worden aan de minis ter om instemming te betuigen met wat deze bond naar voren brengt om er zodoende voor te zorgen, dat dit plaatselijk bestuur hier beter kan worden uitgeoefend. Mevrouw VLUG zou eigenlijk willen vragen, wat er nu eigenlijk op tegen is om dat briefje te schrijven. Dan kan wel worden gezegd, dat dat niet de taak is van een gemeentebestuur, maar wie heeft dat uitgemaakt. Er zijn hier dan bepaalde normen voor subsidies en gelde lijke bijstand maar als er een landelijke regeling zou komen, zou men hier ook beter we ten waar men zich aan zou moeten houden. De heer BROOS moet zeggen, dat het Krabbegat natuurlijk wel boven in het hart van de bergenaar zal staan, maar hij wil toch wel even aantekenen - en de heer Mastenbroek heeft dat dan nog bescheiden gedaan - dat wat de wethouder zei, dat men zich hier maar bij het plaatselijk bestuur moet houden, hij dat natuurlijk onzin vindt.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1976 | | pagina 138