10
fir werd gezegd, dat die schade geweigers is door de verzekering en dat het gevaarlijk
Was om die maar uit het losse handje toe te gaan kennen. Dat kan hij allemaal volledig be
grijpen, maar hij is dan ook wel van mening, dat dit niet is uitgediept geworden voor die
mensen. Het gaat hem dan ook nog niet alleen om die mensen daar, waarbij het in ieder
geval wel om een bijzonder extreme regenval ging, de gemeente treft geen blaam, maar
zoiets kan iedereen overkomen, maar moeilijke situaties doen de mensen soms vaak de
ogen openen en daardoor moeten er veranderingen komen. Mensen die in de verdrukking
zitten worden vaak slim. Die gaan nadenken. Men denke hierbij maar aan een volk, wat
dat altijd moet doen.
De voorzitter had het dan over openbaarheid van raadsstukken, tekeningen mee naar huis
nemen door een individueel raadslid enzovoorts. Hij wil hierbij opmerken, dat het hem
niet onbekend is dat wethouders, leden van het college, hele stapels met tekeningen mee
naar huis nemen om de zaken in het weekend zo nodig nog te bestuderen. Dat vindt hij
beslist een pluspunt. Dat wil hij wel zeggen. Maar naast wethouder, zijn zij ook raadslid.
Dan moet men ook konsekwent zijn. Dan moet men zeggen: een wethouder ook niet.
Ondanks dat hij het een zeer positief punt vindt.
Als hij het derde punt van de voorzitter dan mag rangschikken onder ambtenaren, moet
hij zeggen, dat die ambtenaren waar de voorzitter op doelde, waar hij naar toe moet gaan,
door hem zeer goed worden gekend. Dat zal iedereen wel weten. Zij helpen hem ook vaak
en goed en hij heeft daar nooit geen problemen mee. Maar zij zijn wel altijd bang.
Van: Broos, wees voorzichtig, want als het in B. W. komt en B. W. weet niet dat je
hier geweest bent enzovoorts. Het is die mensen hun beroep.
De voorzitter komt 's maandags op het stadhuis en zegt tegen een ambtenaar: ik heb om
11 uur die zaak en om 3 uur die zaak. Zorg dus maar dat de stukken tijdig gereed liggen.
Dat vindt hij heel normaal en zo zou hij dat zeker ook wel doen. Maar van de andere kant
vindt hij, dat het college dan ook de sportiviteit moet kunnen opbrengen en zeggen: laat dat
raadslid nu die tekeningen maar meenemen. Het college heeft deskundigen en laat dat
raadslid zijn deskundigen nu ook maar eens raadplegen. Laat hem nu maar eens komen
met zijn grote mond, met zijn deskundigen. Of het inderdaad mogelijk is om voor die
mensen op te komen. Misschien gaat hij dan wel af. Dat is dan zijn risico.
De heer Hartel zei, dat de draagwijdte door de voorzitter zo goed benaderd was. Hijzelf
ziet die hele draagwijdte niet zo erg zitten. Hij heeft nu nog steeds geen harde feiten,
geen harde argumenten mogen horen, en dat zou hij toch nog wel graag willen vernemen.
Hij heeft nu ook voor het eerst gehoord dat het normaal is dat de rioleringen 2 maal de
normale hoeveelheid water kunnen verstouwen. Dat wil hij dan maar aannemen. Hij kan nu
eenmaal niet met derden overleggen, maar dat komt misschien ook nog wel.
Als mevrouw Vlug dan zei, dat tekeningen nooit geweigerd zijn bij haar weten, of inlich
tingen, zóu hij het anders willen stellen. Heeft in het verleden een raadslid al hetzelfde
ondervonden als wat hem nu overkomen is.
Als dat niet zo is, is de uitspraak van mevrouw Vlug helemaal niet ter zake.
De VOORZITTER meent, dat het algemene punt, wat naar zijn mening voor zijn rekening
moet komen, betreffende inzage en het mee naar huis nemen van stukken door raadsleden,
en het foto-kopieren door raadsleden, toch wel vrij duidelijk door hem was behandeld.
Een goede verstaander heeft vaak toch maar een half woord nodig.
Hij betwist niet het theoretisch recht van een raadslid om dat te doen, want de raad is het
hoofd van de gemeente, de raad bestuurt de gemeente. B. W.in zoverre zij met de raad
te maken hebben, zijn niet anders dan een voorbereidend college voor besluiten van de raad,
en dat roept hij al jaren. Er is enige vrees bij B. W. over de practische werking van het
theoretische deel van deze opvatting. Als men het eenmaal doet en een ander komt met dit
en weer een ander met dat, zal men dat ook nooit meer kunnen weigeren.
In het apparaat wordt dat dan gewoon een onwerkbare situatieen daar gaat het alleen maar
om. Als het college had geweten, dat deze zaak zo tot theoretische debatten in de raad zou
hebben geleid, had de heer Broos die copieën al lang gehad. Hij wil ook wel toezeggen,
dat de heer Broos ze alsnog kan krijgen.
De heer BROOS vraagt: zonder voorbereidingsbesluit.
Ook dat, zegt de VOORZITTER en het staat ook niet op de staat L 4. Het college zal er
toch wel uitkomen, dacht hij.
De heer HaRTEL zegt, dat de heer Broos er nooit om heeft gevraagd. Als hij de brief
goed leest, heeft de heer Broos het over tekeningen maar er wordt niet duidelijk gemaakt
welke hij daarmee bedoelt.
De VOORZITTER wil wel even verder gaan. Een tijdje geleden is er een rapport versche
nen van de z.g, commissie Merkx n. 1. "Een goede raad", waarin dit soort problemen