9 moeten kunnen bestuderen. Hij dacht, dat in eerste instantie de raadsleden daartoe de nodige middelen moesten kunnen krijgen. Als het dan te erg zou worden, zou het college altijd nog kunnen zeggen: Doe eens een beetje rustig aan en bezinnen jullie je nog eens over een besluit wat is genomen. De wethouder zei, dat een toelichting altijd wordt gegeven door de ambtenaren. Hij kan zeggen die ervaring ook te hebben. Hij heeft er nog nooit enige moeite mee gehad. Hij vraagt zich daarbij dan wel af, wat nu meer tijd en energie kost als er gewoon een fo to-kopietje wordt verstrekt of dat er toelichting wordt gegeven. Misschien zelfs dat bij het verstrekken van een tekeningetje geen toelichting meer nodig zou zijn, De heer WESTERHOF meent dat er een veelheid van woorden is gezegd over dingen die eigenlijk met dit punt niets te maken hadden. De verzekering en de hele technische gang van zaken rond de Korenmarkt is hier niet aan de orde. Het gaat er alleen maar om, in hoeverre een raadslid recht heeft op inlichtingen en in hoe verre is hij gerechtigd die inlichtingen te bespreken met een externe, naar zijn mening deskundige. Hij is het met de heer Mastenbroek eens, dat de voorzitter het nu ook niet te zwaar moet maken, dat ieder raadslid wekelijks een paar keer op de stoep staat om er gens foto-kopie'én van te vragen. Ieder raadslid heeft zo zijn eigen deskundigheden en in teresses en duikt in bepaalde dingen en het zal bij ieder wel eens een keer voorkomen, dat hij dan een beroep doet op gemeentelijke instanties om medewerking. In het algemeen wordt dat dan ook wel verleend. De voorzitter zei, dat de ambtenaren eigenlijk in dienst van de raad zijn. Dat is juist, maar ook iedere ambtenaar staat in dienst van het college en wordt door hen om advies gevraagd. Het college gaat ook niet altijd met het advies van een ambtenaar mee. Het is dan wel niet met zoveel woorden gezegd, maar de voorzitter vroeg dat in zijn betoog van daarnet toch eigenlijk wel van de raadsleden. Zonder nu direct te zeggen, dat die ambtenaar in dit geval eigenlijk met een verkeerde op lossing is gekomen, want deze is ook niet voldoende deskundig, kan men in bepaalde ge vallen de zaak ook wel eens van 2 kanten bekijken en ieder heeft nu een keer de neiging om een bepaald eerder ingenomen standpunt te verdedigen. Hij blijft er bij, dat een raads lid toch het recht heeft om op een gegeven moment ook van anderen een mening te vragen. Hij heeft nog een laatste vraag. Is het juist, dat de heer Broos door het college geweigerd is niet alleen een foto-kopie van het totale rioleringsplan, maar ook van de door hem be doelde gedeelten, dus van de omgeving Korenm arkt-Wouws estraat- en van de Oude Haven. Het principe verandert hier niet om, maar de zakelijke uitwisseling wel. Hij kan zich voorstellen dat het college zegt: voor de hele gemeente zien we dat niet zo zitten want dat gaat te ver. Voor een bepaald stukje ziet hij er niet bepaald een bezwaar is. Los van alle technische uiteenzettingen over verzekeringen en rioleringsstelsels zou hij wel graag concreet een antwoord willen hebben van het college. Het college is dus op dit moment van mening, dat ook voor een aantal tekeningen over het rioleringsstelsel van een beperkt deel van de stad men alsnog vindt, dat dit tever gaat, als een raadslid daar een foto-kopie van wil hebben. De heer BROOS zegt, dat de wethouders van het college zich gelukkig mogen prijzen met de voorprater in het college, zijnde de voorzitter zelf. Niettegenstaande dat probeert hij toch wel de zaken op een rijtje te houden. De voorzitter zei 3 punten te willen aanhalen, waarvan hij er dan echter maar 2 heeft gehoord. Of het derde punt zou de ambtenaren moeten betreffen, doch dat hoort hij dan wel in 2e termijn. Daarna is het dan wel voor hem afgelopen, maar dat zal het college beter bekend zijn dan hem. Om de heer Westerhof te antwoorden die zei, dat er veel punten aan de orde zijn ge weest die er in feite niets mee te maken hebben, kan hij zeggen, dat dit toch niet helemaal terecht is. Hij heeft zijn zaak willen motiveren, waarom hij er dieper in heeft willen dui ken. Om dat nog verder te accentueren, hij heeft eertijds een mijnheer, die ook aanspraak heeft gemaakt op een vergoeding bij de gemeente, hetgeen geweigerd werd omdat zijn wa terleiding was gesprongen, ook door de betreffende verzekering van de gemeente, - achteraf is hij bij een top-ambtenaar van de gemeente geweest en hij heeft deze gevraagd hoe lang dit zaakje al bestond waarop het antwoord kwam: er is al 30 of 40 jaar niets aan gedaan -, waarop hij zei dat dat de zaak toch wel veranderde. Hij heeft toen tot die amb tenaar gezegd: Ik vind het erg leuk dat. U dat tegen mij zegt, maar ik ga daar gebruik van maken en wilt U Uw wethouder nu maar waarschuwen. Aan die wethouder werd toen door die ambtenaar gevraagd, of deze het formeel tegen spreker zeggen mocht. Dat is toen gebeurd. Hij heeft toen een briefje naar B. W. geschreven met die feiten en 14 dagen later waren de centen binnen, bij de betrokkene. Waarmee hij maar wil zeggen, dat de kleren de man maken. Om iets te vertellen, moet men het soms aankleden.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1976 | | pagina 133