ring niet meer voldoet aan de te verwachten eisen. Hij weet niet in hoeverre dat dan reëel is en had dat graag eens met iemand willen doornemen. Naar aanleiding daarvan, met een hard schrijven aan B. W.wil hij proberen voor die mensen om er iets uit te krijgen. Het is allemaal een achterhaalde zaakIn de commissie openbare werken heeft hij daar op een gegeven moment naar gevraagd, gewoon heel normaal en toen zei de adviseur via de wethouder of omgekeerd, dat weet hij ook niet meer zo precies, "daar kunnen we niet aan beginnen want dat is een hele hoop werk". Hij heeft toen gezegd om hem dan maar als het kon maar alleen de tekeningen van dat gebied te geven en van de Oude Haven. Dat kon toen ook weer niet beantwoord worden, want dat moest in B. W. eerst maar eens besproken worden. Hij vindt het dan een beetje beneden het zakelijke niveau van een beleidsman om dat in B. W. te gaan bespreken of zoiets wel of niet kan. Als er nu redenen voor waren geweest want die heeft hij helemaal niet gehoord waarom niet. Misschien kan worden gezegd: het rioolstelsel is aangesloten op de ABN en inbrekers kunnen via het riool in de kluis komen. Dit is natuurlijk maar een veronderstelling maar als dat zo zou zijn, zou hij ge zegd hebben: dan moet u dat beslist niet doen. Hij wil nog eens zeggen heel goed te weten, dat een gemeente niet voor alles behoeft op te komen. Daar is hij ook helemaal niet voor. Er worden echter zoveel duizenden en dui zenden guldens weggegeven aan alle mogelijke dingen en als het dan een beetje culturele inslag heeft, nog een beetje sociaal, dan lukt dat allemaal. Toen hij daar destijds die schrijnende taferelen heeft gezien dacht hij dat het heel normaal zou zijn geweest als de gemeente had gezegd: U moet goed begrijpen dat wij niet alles kunnen vergoeden, maar wij willen wel iets bijdragen. Er waren lieden bij die hele lijsten hebben opgemaakt van de schade die zij hadden. Zij waren verzekerd, hadden hun premie betaald maar de verzekering zegt: op grond van het feit dat dit door dat vele hemelwater is gekomen wordt de schade afgewezen. Indertijd is er in de raad eens een pleidooi geweest van de heer Wilbers over de Sibelius- straat. Ook dat is daar destijds toen enigermate opgelost en op dit ogenblik hoort men daar bijna nooit meer over. Het is dus geen verwijt aan de gemeente of aan iemand anders. Hij betreurt het alleen, dat die mensen daar gedupeerd zijn geworden zonder dat iemand dat op wilde nemen en dat geweigerd wordt om dat eens objectief met een derde te bekijken. Dat is in feite de intentie van deze vraag geweest. In 1972 heeft hij eens een brief aan B. W. geschreven en hier ook om gevraagd. Toen werd hem gezegd, dat hij maar met de heer Vianen moest gaan praten. Daar heeft hij echter niets aan. Dan kan hij het niet hard maken. Als hij daar zit te praten en deze heer heeft hem zo'n l| uur tekeningen laten zien, dan ziet hijsavonds op bed nog tekeningen. Dan weet hij nog niet hoe hij een brief moet samenstellen aan B. W. waarin hij kan zeggen: het is wel redelijk of het is niet redelijk. Dat waren de achtergronden van zijn brief. De VOORZITTER dacht, dat er hier 3 onderwerpen aan de orde zijn. Op de eerste plaats, wat de heer Broos zei over de verzekering, kan hij zeggen, dat de gemeente verzekerd is bij Wets-risico. Deze gevallen zijn door de gemeente bij Wets- risico aangemeld maar zij zijn geweigerd. Wets-risico vond, dat de gemeente niet aan sprakelijk was. Dan wordt het wel ontzettend moeilijk, om uit het losse handje schade- aanspraken toe te kennen buiten een verzekeringsmaatschappij om, want dan raakt de objectiviteit natuurlijk gemakkelijk zoek. Men moet dan gaan zeggen: dat geval wel en dat geval niet. De gemeente heeft het daarom overgedragen aan Wets-risico, waarbij men dus verzekerd is en deze maatschappij heeft dit bekeken in het raam van de aansprakelijkheid. Die juridische aansprakelijkheid heeft Wets-risico in deze gevallen ontkend. De gemeente heeft daarom gezegd dat, nu Wets-risico het niet heeft opgenomen, men voorshands aan moet nemen dat er geen recht kan worden ontleend op schadevergoeding. Hij dacht ook, dat dit een normale houding voor een gemeente moest zijn omdat dit geen kwestie is van filantropie, maar van recht. Hij weet dan wel dat het hoogste recht ook het grootste onrecht kan zijn. Er zijn echter meer burgers hier en er kunnen meer van dit soort gevallen voorkomen en dan is de realiteit wel een klein beetje zoek. Wat betreft de openbaarheid van stukken enzovoorts dacht hij, dat hier een soort medium gevonden zou moeten worden tussen wat theoretisch eventueel vanzelfsprekend is. Hij moet zeggen, dat het college eigenlijk een beetje terugdeinst voor het beeld, dat het individuele raadslid - niet de raad als collectief - voor alles maar stukken mee naar huis kan nemen, zoals tekeningen, copieën enzovoorts. Al is dit theoretisch misschien zeer gefundeerd, in de praktijk zal het toch tot een grenzeloze wirwar kunnen leiden op secretarie en dien sten. Vandaar dat het college zegt: kom die stukken dan toch inkijken. Laat u zich voor lichten en dan kunt u daaruit conclusies trekken.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1976 | | pagina 131