Het versterken van de woonfunctie betekent n.l. dat zij die daar wonen, dat inderdaad kunnen blijven doen en dan tegen aanvaardbare huren. Hij is maar bang, dat er daar straks geen woongebied komt maar iets met een monumen tale opzet. Mede gezien de doelstellingen van de regering van dit ogenblik, is hij er dan verder erg bang voor, dat straks van dit gebied een mooie prentbriefkaart kan worden gemaakt. Mevrouw VLUG was wel blij met de toelichtingen van de beide wethouders, maar zij is het niet helemaal eens met de slotopmerking van de heer van Heijst die zei, dat door de gemeentelijke inbreng daar de waarde van de onroerende goederen is gestegen. Men zal zich daarbij toch ook moeten realiseren, dat ook door toedoen van de gemeente daar ook in de loop der jaren een enorme waardevermindering heeft plaats gehad. De heer A. JFRANKEN zegt, dat de heer Har tel over het bestemmingsplan zei: Ik wou dat ik het wist. Hij kan de ergernis van de wethouder in deze goed begrijpen. De wethouder schat de duur op circa 2 jaar, voorzichtig en heel vrijblijvend. Spreker wil dan vragen, of dit dan betekent, - hij heeft daarstraks het jaar 1981 genoemd - dat die 2 jaar daar dan nog eens een keer bijkomen. Over de toestand tegenover het Arsenaal, waarvan spre ker vroeg daar nu een goede woningen neer te zetten, want het ziet er daar zo krotachtig uit, heeft de wethouder toch eigenlijk niet die uitspraak gedaan die spreker daar van had verwacht. In de commissie werd er n.l. gezegd, dat gemengde bebouwing daar de woning bouw daar alsnog niet uit zou sluiten. Dat zou spreker nu nog wel eens bevestigd willen horen. De VOORZITTER meende, dat dit toch in het woord gemengde bebouwing' zit opgesloten. De heer A. FRANKEN dacht, dat de wethouder er zoeven een heel andere betekenis aan hechtte. De heer van Heijst had het over de rentereserves. Hij vindt het een beetje te technisch worden om daar nu dieper op in te gaan, maar hij kon tot zijn spijt de wethouder toch niet helemaal volgen. Hij meent dat de rentereserve is opgebouwd van het verschil tussen de gecalculeerde rente en de werkelijke rente. Het ontgaat hem dan te enen male, wat de gewone dienst daar mee van doen heeft. De heer VAN HEIJST kan zeggen dat, naarmate er meer vreemd geld ingepompt wordt, de omslagrente hoger wordt. Die stijgt, en dat drukt in alle facetten op de gewone dienst. De heer A. FRANKEN zal hier dan nu maar niet verder op ingaan. Dat doet hij dan wel in de commissie grondzaken. Dat lijkt de VOORZITTER ook beter. De heer A. FRANKEN heeft nog een laatste punt, wat hij toch wel erg belangrijk vindt. Hij heeft n. 1. in eerste termijn duidelijk gevraagd, of het college er iets voor zou voelen om als het ware een realisatie-team, zoals hij dat even noemde, in het leven te roepen waarbij diegene die bouwt en diegene die rehabiliteert gaan samenwerken, zonodig met een sociale begeleiding erbij nemend. Hij zou hier toch wel graag een mening van het col lege over horen, omdat hij er toch voor zou willen waken, dat door te grote versnippering de uitvoering ernstig vertraagd zou worden. De heer MASTENBROEK had iets over de oorspronkelijke bewoners gevraagd'. De wet houder zei hierop, dat spreker die vraag ooit al wel eens eerder had gesteld. Dat zal best wel waar zijn. Belangrijke vragen moet men zo nu en dan wel eens meermalen stellen, dacht hij. De bedoeling van zijn vraag nu was echter, of er al iets bekend was over het aantal bewoners wat in hun panden wil blijven wonen. De heer HaRTEL wil dan maar met deze laatste vraag van de heer Mastenbroek beginnen. Hij kan natuurlijk niet voorspellen, hoeveel oorspronkelijke bewoners in het westelijk stadsdeel zullen blijven wonen. Het college tracht datbinnen het kader van de mogelijk heden zoveel mogelijk te bevorderen. Wel is bekend, dat zowel vanuit het westelijk stads deel als van elders uit de stad er mensen, die daar dus vroeger hebben gewoond, zijn gaan wonen of van plan zijn te gaan wonen in het plan Lievevrouwepoort. Dit kan dan ook echt wel als een schakel worden gezien tussen de binnenstad en het westelijk stadsdeel. Daarmee dacht hij toch wel heel voorzichtig te hebben uitgedrukt, dat er toch wel een verlangen is, ook bij diegenen die reeds wegtrokken, om terug te keren naar het westelijk stadsdeel. De heer MASTENBROEK constateerde n. 1. in het antwoord van de wethouder in eerste termijn wat onzekerheid. De wethouder zei toen n.l, dat de verwachting was dat 90% wel

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1976 | | pagina 111