4 Hij wil eindigen met een citaat uit de nota rehabilitatie westelijk stadsdeel van april 1973. Daar staat n.l.Het aan de neergaande spiraal van verval en ontluistering onttrekken van een bepaald stadsdeel vraagt een bijzondere krachtsinspanning, gepaard gaande met grote financiële offers. Het vraagt verder een radicale aanpak, omdat met incidentele in grepen het totale verval van de wijk hooguit enigszins geremd zou worden. Met deze uitspraak is hij het voor 100% eens. Deze radicale aanpak spreekt zijn Stads partij bijzonder aan. Ondanks dat hij enige zaken jammer heeft genoemd, is hij er van overtuigd dat men nu achter dit rehabilitatieplan moet gaan staan. Dat doet zijn fractie dan ook, waarbij dan een radicale aanpak sterk bij het college bepleit wordt. De heer MASTENBROEK zegt dat nu dit plan voorligt. Als het zal worden aangenomen, staat het garant voor een grotendeels sparen van de bestaande infra-structuur en de bestaande bouwwerken voor een groot gedeelte van de stad, n. 1. dat deel wat ligt tussen de Wilhelminakazerne, de Lievevrouwepoort, Kijk in de Pot en Vissershaven. Ook hier is langzamerhand het besef gegroeid, dat slopen en nieuwbouw plegen niet altijd een goede oplossing betekent. Kijk maar eens naar nieuwbouwwijken in Groningen, Maas tricht, Amsterdam en Bergen op Zoom. Zij lijken allemaal op elkaar. Steeds meer beseft men in den lande, - en gelukkig ook hier ter stede - dat dat wat specifiek is voor een stad behouden moet blijven. Een gelukkige ontwikkeling is daarom, dat sinds 1969 voor wat betreft het westelijk stadsdeel gedacht is aan rehabilitatie van dit stadsdeel. Terwijl men eerst de bedoeling had het oude havenkwartier te saneren. In zijn visie, om datgene wat jarenlang het stadsbeeld heeft bepaald, intact te laten zoals een markt, waar men vrijuit kan wandelen zonder geparkeerde auto's, die het stads beeld ontsieren, maar ook een Korenmarkt in originele toestand, zonder het nieuwe, wat een positieve bijdrage kan leveren aan dat beeld zomaar af te keuren, past ook een rehabili tatie van het westelijk stadsdeel. Zijn fractie is daarom bijzonder te spreken over dit thans voorliggende plan, dat, voorzover hij weet, in overleg en in overeenstemming met de bewoners is tot stand gekomen. Tenminste, dat veronderstelt hij wel. In het stuk aan de raad komt niet duidelijk tot uiting, dat er twee rehabilitatieplannen, nl. een van de gemeente en een van de Actiegroep Westelijk Stadsdeel, zijn geweest waar dan één plan uit tot stand is gekomen. Dat vindt hij toch wel jammer. Ere wie ere toekomt, zou hij willen zeggen. Hier wordt z. i. deze actiegroep wat eer onthouden. Jammer vindt hij het dat voor wat betreft een 20-tal panden nog geen overeenstemming is bereikt met de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. Hij hoopt dan maar dat die over eenstemming er alsnog snel zal komen. Belangrijk voor een rehabilitatieplan vindt hij, dat zoveel mogelijk de oorspronkelijke be woners in het plan-gebied kunnen blijven wonen. Hij wil daarom nu al vragen, of er iets valt te zeggen over het aantal bewoners dat in dit stadsdeel blijft wonen. Ook constateert hij, wat ook de heer Franken zojuist al heeft gezegd, dat er geen sociale begeleiding van die bewoners die de panden moeten ontruimen is voorzien tot op dit moment. Voor wat de dekking betreft, kan zijn fractie zich vinden in het voorstelom de tekorten te putten uit de reserves van het grondbedrijf. Nog een slot-opmerking. In de commissie ruimtelijke ordening heeft hij zijn stem ont houden omdat hij vond dat hij de stukken niet voldoende had kunnen bestuderen. Als fractie kan men nu ja zeggen tegen dit voorstel. De heer HURTEL zegt, dat een door de heer Franken van het CDA gestelde vraag luidde: - terwijl deze vraag ook werd gesteld door de heer Franken van de Stadspartij - en dat dit ook een heel belangrijke vraag is: Wanneer is het definitieve bestemmingsplan van kracht. Hij moet hierop zeggen: Ik wou dat ik het wist. Hij kan wel zeggen, dat het plan al in het voor-overleg is gegaan, d.w.z. naar de Provinciale Planologische Commissie, naar de militaire autoriteiten en nog enkele andere instanties. Het belangrijkste voor een gemeen te is dan altijd die PPC. Als hij dan even in zijn lijstje kijkt, dan ziet hij dat dat soms 11 maanden vergt; eer zo'n plan van die PPC terug is. Soms duurt het weer 6 maanden, maar het kan ook wel vlotter. Het kan ook wel eens 3 maanden duren. De opmerkingen van die PPC zullen ook weer verwerkt moeten worden, alhoewel hij er op vertrouwt dat dat er niet zoveel zullen zijn, aangezien er voortdurend contact is geweest, juist met de PPD over dit plan. Het plan zal b. v. dan ook nog een maand ter visie moeten liggen. Het zal naar de commissie ruimtelijke ordening moeten. Er zal ook nog een hearing ge organiseerd moeten worden. Er moet een raadsbesluit genomen worden. Dat moet dan ook nog weer naar GS na weer een maand ter visie te hebben gelegen. GS moet dan binnen 6 maanden wel goedkeuren, maar dat wordt meestal wel 12 maanden. Die termijn wordt meestal wel met 6 maanden verlengd. Dan komt hij toch al gauw aan zo'n jaar of twee, als men hem dan ergens op vast wil prikken.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1976 | | pagina 107