17 De heer VAN KEMENADE wil de voorzitter hiervoor danken. De VOORZITTER zegt verder dat hetgeen de heer van Kemenade zei over militaire bij stand en knokploegen, als er geen andere mogelijkheden zijn, hij hierop toch moet zeggen dat militaire bijstand wettelijk alleen maar is in te roepen in zeer, zeer bijzondere ge vallen. De heer VAN KEMENADE bedoelde wel wat anders. De voorzitter heeft in eerste termijn althans zo is dat op hem overgekomen, naar voren doen komen, of dat zo expliciet in die brief stond. Hij heeft daarop alleen gezegd, dat die middenstand alleen maar zegt dat, als er dan helemaal niets anders meer is dan zou je militaire bijstand moeten kunnen krijgen of moeten we dan zelf met een knokploeg beginnen. Dit is dus wel wat genuanceerder als zo de voorzitter het zei. De VOORZITTER moet toch zeggen dat het idee van militaire bijstand in deze op voorhand uitgesloten is. Krachtens de wettelijke bepalingen. De heer Broos zei: breidt maar uit en dan moet er een pandje maar even wachten. Hij wil hierop antwoorden dat, als men deze situatie grondig wil gaan verbeteren, dat wil zeggen, als men er van uit gaat dat een intensieve preventieve surveillance moet worden ge-effectueerd, dan moet men niet denken aan een agent erbij maar dan moet men denken aan 16 of 24 agenten erbij. Dat is dan wel iets anders dan een pandje wat 60. 000. - kost of op, jaarbasis 6. 000. Men moet dan wel weten waar men over praat. Ook die mensen zullen hun 40-urige arbeidsweek hebben, hun onregelmatigheidsdienst, enzovoorts. Dan moet je toch minstens bij de ge-uniformeerde dienst 50% meer hebben dan wat men nu heeft. Dat is dan 20 man. Anders wordt het toch weer een druppel op een gloeiende plaat. Men mag dus niet zo maar even zeggen, dan maar een beroepswerker in het vormingswerk minder of zo. Dat is geen vergelijk. De heer BROOS wil vragen, waar dan de toelaatbaarheid ligt van de verantwoordelijkheid van de voorzitter en van de raad in deze. De VOORZITTER kan zeggen, dat de raad in deze geen verantwoordelijkheid heeft. Die verantwoordelijkheid voor de openbare orde ligt bij hem. Als hij die niet waar kan maken omdat hij de middelen niet heeft dan laat hij dat aan de bevoegde instanties weten. Welke konsekwenties hij dan eventueel moet trekken weet hij op dit moment ook niet. De raad heeft dus geen verantwoordelijkheid in deze, maar kan natuurlijk wel zijn bezorgd heid erover uitspreken. De heer de Laet schudt dan wel weer met zijn hoofd en die doelt dan waarschijnlijk weer op artikel 220. Dat artikel is echter geschreven voor het geval b. v. inderdaad een of andere terreurgroep zou opereren en dat hij dan een maatregel zou afkondigen dat tussen 8 uur 'savonds en 5 uur smorgens het Vierkantje voor niemand toegankelijk is. Dat is een algemene maatregel en die zal dan eventueel door de raad bekrachtigd moeten worden. Dan heeft de raad echter nog geen zeggingsschap over de ontheffingen daarop b. v. Dat is dan dus een maatregel die meer in het verkeers-technische vlak zou liggen en zo zou het dus ook kunnen zijn dat, al heeft de raad of B. W. eenrichtingverkeer in een straat vastgesteld, dat kunnen worden opgeheven of van 2 - richt i ngverkee r 1-richtingverkeer maken. Al dat soort maaitregelen dus. Daar gaat het hier echter niet om. Het gaat hier over het surveilleren van een agent en het constateren van feiten. Dat zijn heel andere zaken. De heer DE LAET meent dat, doordat de raad ditsoort dingen moet bekrachtigen, deze daarvoor de verantwoordelijkheid achteraf heeft. Over wat soort zaken het op dat moment gaat is niet belangrijk. De VOORZITTER zegt dat de heer de Laet een ding vergeet. Er wordt n.l. gesproken over de algemene maatregelen die genomen worden dat is dus niet de verantwoording voor de toepassing van de maatregelen en het aktuele optreden. Daar zit het grote verschil. Die algemene orde-maatregelen is niet tegen personen gericht maar is eigenlijk gelijk luidend met maatregelen van parkeerverboden, enzovoorts. Dat is een heel andere zaak. De Algemene Politieverordening wordt door de raad vasgesteld maar dat wil dan niet zeggen dat de raad de verantwoordelijkheid heeft over de openbare orde. Hier moet de wetgeving en de uitvoering van de macht duidelijk gescheiden blijven. Wat de heer Gorrissen verder zei, is eigenlijk toch wel belangrijk. Het komt eigenlijk hier op neer, op de bekende wervingsadvertentie van de politie - de een stelt zich de politie zó voor een de ander weer anders - zie je op de ene foto een agent met een kindje op de arm of een kat uit een boom halend, dus oom agent, en op de andere foto zie je hem iemand

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1975 | | pagina 85