13 De heer BROOS wil vragen, of de voorzitter zelf hiervan al eens getuige is geweest op het politiebureau. Daar zit men dan 3 uur voor jan met die korte naam. De VOORZITTER meent, dat dat niet de reden hiervan is De reden is dat men repre sailles vreest als men aangifte doet. Dat is de voor de hand liggende reden. Of dat terecht is of niet, daar blijft hij buiten. Hij constateert alleen het feit dat de politie; heel vaak te hulp wordt geroepen en dan ook direct gaat en dan niets kan uitrichten omdat er een gebrek is aan een exacte aangifte. Dat wilde hij tot de heer Gorrissen zeggen over dat onvoldoende optreden. Als men meent dat, als men de politie heeft gewaarschuwd en de politie treedt dan niet op, en weigert iets te doen terwijl het voor de hand liggend is wat men kan doen, dan moet men daarover onmiddellijk hem of de commissaris inlichten. Dan moet men dat met naam en toenaam duidelijk maken. Ik heb toen, op dat moment, die en die opgebeld en die zei toen dat. Die gevallen hoort men altijd weken naderhand, als alles oncontroleerbaar is Als er beschuldigingen worden geuit, moet men dat ook precies doen. Dan kan hij beloven, dat dat heel stringent zal worden onderzocht en dan zal hij ook niet terugschrikken voor een confrontatie, waarin men waar kan maken wat men heeft gezegd. Bij gebrek aan op treden zullen dan heus wel maatregelen worden genomen. Wat het inschakelen van reserve-politie betreft moet hij zeggen, dat de reserve-politie in normale omstandigheden - want nogmaals, dit zijn geen abnormale omstandigheden - - en dan in de zin van artikel 219 van de gemeentewet - kan worden opgeroepen ter oefe ning, Hij acht het dan een onverantwoorde zaak, om de reserve-politie juist op dit soort krikkelige punten bij wijze van oefening in te zetten. Bij ongevallen of hoedan ook, die mensen hebben een beroep, daarvoor zijn de rechtsregels volmaakt ontoereikend,' het moet dan bij wijze van oefening zijn, en hij vindt dat een volstrekt oneigenlijk gebruik van het instituut reserve-politie. Op basis van vrijwilligheid wordt de reserve-politie opgeroepen voor veel simpeler zaken, zoals voor afzettingen bij de carnavals-optocht en bij de Maria- ommegang en dergelijke en dan lopen zij nog meestal altijd 2 aan 2, een beroeps-agent èn een reserve-agent Hij acht de reserve-politie niet geschikt om juist op de meest be dreigde punten als normaal te worden ingezet. Dat vindt hij een onverantwoorde zaak. Hij hoopt de raad hiermede deelgenoot te hebben gemaakt van de even grote zorg die hij hierover heeft. Dat hij niet opnieuw de indruk zou kunnen wekken van: nu ja, het wordt ge bagatelliseerd. Het is een onstellende vervelende toestand. Men doet echter wat men kan. Er kan echter niet 35% worden gedaan van hetgeen men zou willen doen. Daar komt het toch eigenlijk wel op neer. De heer DE LAET zegt, dat de voorzitter zegt dat in artikel 22o wordt gesproken over maat regelen die genomen kunnen worden tegen zaken die in artikel 219 nader worden aangegeven. De voorzitter stelde verder, dat dit dan hier niet van toepassing zou zijn. Hij gelooft echter dat in het schrijven van de middenstandsorganisaties dat wel minder duidelijk wordt ge steld, maar dat nu toch wel min of meer ter discussie stond of er van situaties zoals die in artikel 219 zijn omschreven, sprake is. Daarnaast heeft de voorzitter uitvoerig aangege ven, wat er ter discussie te stellen zou zijn. Deze problematiek heeft nog al veel kanten en de voorzitter heeft een aantal zaken genoemd, waarover spreker toch wel duidelijk zou willen discussiëren, maar dan wel eerst in een commissievergadering. De voorzitter stipt zelf altijd aan, dat dit soort zaken beter in commissieverband kan worden uitgediept en hij vindt dit inderdaad dan een punt om in de commissie algemene en juridische zaken nader uit te diepen, zonder dat daar dan een voorstel van B. W. over zal komen. De VOORZITTER kan zeggen, daartegen helemaal geen bezwaar te hebben. Mevrouw VLUG is erg onder de indruk van het rapport van de politie gekomen. Zij wist wel dat het takenpakket enorm was toegenomen en er een vermindering van de mankracht was» Voor haar is dan een punt, dat de Commissaris van de Koningin een afschrift van deze brief van de voorzitter krijgt. Zij zegt niet dat de voorzitter bagatelliseert, maar er wordt toch wel min of meer in gezegd, dat het allemaal niet zo erg is en ergens anders is het toch ook zo. Zij doet ook de politie geen verwijt want zij heeft daar geen enkel probleem mee. Als zij geroepen worden komen ze wel. Dat is dus het punt niet. Ma ar" zij kunnen het ook niet helpen dat er niet genoeg zijn. Wij misschien ergens wel. Dan moet daar ook van overheids-wege veel meer tegenaan geschopt gaan worden. Dat rapport b. v. zal naar de minister van justitie moeten gaan en naar de Commissaris van de Koningin.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1975 | | pagina 80