11
er moet iets aan gebeuren. Dit kan zo niet blijven duren.
De raad zal de ernst van deze woorden van hem moeten aanvaarden voordat gezegd zou
gaan worden: nu gaat hij er zich toch weer uitpraten
Als men tot de oorzaken komt en tot de middelen ter bestrijding worden er middelen aan
de hand gedaan, n.l. knokploegen formeren, waarvan hij moet zeggen, dat dit tot een regel
rechte burgeroorlog zal leiden. Militaire bijstand inroepen kan wettelijk helemaal niet.
Dan moeten er heel ander soort dingen aan de hand zijn. Bijstand van naburige korpsen in-'
roepen, dan moeten er ook hele andere dingen aan de hand zijn want iedereen zit met de
zelfde problemen. Dit zijn zeker geen gevallen waarop artikel 219 van de gemeentewet
slaat en zeker geen gevallen waarin het inroepen van militaire bijstand ook maar een schijn
van kans zou maken. Dat moet men zich gewoon uit het hoofd zetten.
Men zal moeten trachten het te bestrijden met de middelen die er zijn.
Hij gelooft dat mevrouw Stroecken toch wel gelijk heeft als zij zegt: aan de basis ligt
natuurlijk, waarom doen mensen dat. Waarom. Volkomen nodeloos andermans zaken ver
nielen wanneer men een prettige avond heeft gehad. Wat heeft men daar voor pret aan;
dat is dan een kwestie die schijnbaar ergens zo diep geworteld zit bij bepaalde categorieën
dat die neiging blijkbaar op dit moment onuitroeibaar is. Hij zou graag het idealisme van
mevrouw Stroecken delen, dat een studiegroep daar iets aan kan doen. Hij is bang dat de
studiegroep wel het verschijnsel zal kunnen analiseren maar effectieve middelen oin dit
gedrag gewoon door vorming en opvoeding te verbeteren ziet hij niet zitten. Hij heeft daar
niet zoveel fidutie in. Tot zijn grote spijt. Dat moet hij er wel bijzeggen.
Het andere middel wat het meest voor de hand ligt is dan een intensieve preventieve sur
veillance. Daardoor kan veel kwaad worden voorkomen.
Wanneer inderdaad de middelen aanwezig zouden zijn. om op bepaalde tijden en uren inten
sief te surveilleren, dan zou veel kunnen worden voorkomen.
Of als het alleen maar druk was op straat. Het is een van de merkwaardige dingen dat dit
soort baldadigheden tijdens de carnavalsdagen veel minder gebeuren, proportioneel, dan
andersMisschien hebben de mensen dan een andere"allure maar ook, omdat het dan na
tuurlijk voortdurend druk is op straat. Men doet dat niet als er een agent in de buurt is
maar ook zelfs niet wanneer er een burger in de buurt is. Het gebeurt op stille momenten
in stille straten. Wil men dat allemaal voorkomen, dan heb je een intensieve surveillance
nodig. Op gevaar af dan weer te lang te zijn, wil hij toch een, paar cijfers voorlezen
uit een rapport wat onze commissaris van politie een keer heeft uitgebracht naar aanlei
ding van de poli tie-sterk te. Hij heeft dan de exacte cijfers - en dat is de mooiste verge
lijking die hij de raad kan geven - tussen 1953 en 1973. Dit rapport is al wat ouder want
het is geschreven naar aanleiding van een ander punt, n.l. dat een heel stel burgemees
ters van gemeenten met gemeentepolitie voor de zoveelste keer weer eens een brief hebben
geschreven naar binnenlandsche zaken voor een relevante uitbreiding van de korpsen.
Dat is voor hem de enige oplossing namelijk.
En met relevante uitbreiding bedoelt hij dan niet: om het jaar eens een mannetje erbij of
2 man er bij, maar een echte versterking. Waarom dat nodig is, wil hij nu zeggen.
In 1953 was er hier een toegestane sterkte van 50 man, dat was 1 agent op 626 inwoners.
In 1973 waren dat 62 man, dat was 1 op 646 inwoners. Dat is dus een reële achteruitgang.
Nominale vooruitgang, reële achteruitgang. Bij de dingen die de politie te doen heeft
is dat per man berekend procentsgewijze: in 1953 5 aanrijdingen, in 1963 11, in 1973 16|.
De assistenties liepen op van 7 tot 11. Bemiddelingen - als man en vrouw ruzie hebben
en de politie treedt bemiddelend op - van 1-g tot 2. Misdrijven-processen-verbaal van 5
tot 20. Aanhoudingen van 5 tot 6. Maar dan komt het: overtredingen 34^ tot 179.
Vreemdelingen 3-| tot 19. Het is dan ook niet te verwonderen, dat b. v. bij de opgeloste
misdrijven het percentage is teruggelopen van in 1953 82-J% tot in 1973 33, 7%.
Het toename-percentage van diverse dingen: aanrijdingen - dus tussen 1953 en 1973 -
met 301%. Een aanrijding kost een politieman minstens l\ uur werk. Noteren. Nog eens
noteren. Proces-verbaal uitwerken. Opzenden enzovoorts.
Assistenties met 104%. Bemiddelingen met 82%. Misdrijven met 377%. Aanhoudingen met
51%. Overtredingen met 539% en vreemdelingenzorg met 84%.
De heer VAN KEMENADE zegt: en dat bij minder werkuren.
Daar was de VOORZITTER net aan toe. Dat is dan de werktijdverkorting. Hij gunt een
politieman zeker geen slechtere sociale voorwaarden dan een andere gemeenteambtenaar.
Op 1 juli 1961 werd de 48-uri.ge werkweek gewijzigd in een 46-urige. De compensatie
die toen werd gegeven was een uitbreiding met 2 man. Dat betekent een verlies van 4 man
uren per week.