Is er een politie tekort zodat onvoldoende opgetreden kan worden. Of wordt onvoldoende opgetreden door een onjuist beleid of opvatting van geweldbeheersing In Roosendaal schijnt het zo te zijn dat er 50% meer manschappen zijn en bovendien aan vulling met reserve-politie gebeurt in bepaalde situaties, of in bepaalde vorm. Is er soms een onevenwichtige opbouw in leeftijd waardoor b. v. veel opleiding nodig is want dan zijn er wel een heleboel mensen maar men kan ze niet inzetten. Misschien ook in kwaliteit dat er teveel jong personeel is waardoor dit b. v. ten aanzien van het geweld niet zulke goede mogelijkheden geeft om op te treden. Dus te weinig kwaliteit zou je kunnen zeggen in het optreden tegen geweld. Dit zijn enkele vragen, waarover de CDA-fractie graag nadere inlichtingen zou wensen. Mevrouw STROECKEN meent dat er al heel wat gezegd is. Zij is het met één uitspraak helemaal eens: Er moet wat gebeuren. Zij vindt ook dat de politie zeer nuttig en goed werk kan doen en dat hier ook wel zal doen. Zij wil wel een ander accent leggen. Zij is n. 1. enthousiast over het initiatief van enkele mensen, een klein groepje dan nog, waarvan zij graag zóu hebben dat er zich meer mensen hiervoor zouden inzetten, die zich bezig gaan houden met de vraag welke de oorzaken zijn van agressief en krimineel gedrag. Zij vindt dat dit zeker zoveel aandacht mag krijgen. Zij wil nogmaals herhalen dat zij graag zou zien dat meer mensen zich hiermede zouden gaan bezighouden. Op termijn gezien dacht zij dat dat wel zo effectief kan werken - zonder dat zij dan betwijfelt of het politie korps niet goed uitgerust zou moeten zijn - en tegelijkertijd dan ook nog kan werken voor diegenen die die baldadigheid plegen. Dat blijven ook nog altijd mensen en daarvoor moet ook een oplossing worden gezocht. De VOORZITTER moet een hele waterval van opmerkingen constateren. Hij wil beginnen met een zuiver juridische zaak die door de heer de Laet is aangesneden. Deze citeerde artikel 22o van de gemeentewet, maar hij moet natuurlijk dit artikel wel lezen juncto artikel 219, hetgeen spreekt van: ingeval van oproerige bewegingen, samen scholingen of andere verstoringen van de openbare orde, ernstige rampen waarbij ernstige vrees bestaat enzovoorts, is de burgemeester bevoegd algemene bevelen te geven. Die algemene bevelen en voorschriften - staat dan in artikel 220 - moet hij dan voordragen aan de Commissaris van de Koningin. Die kan ze dan vernietigen. En - staat er dan - ter kennisneming aan de raad. De raad heeft daarin dus geen bevoegdheid. De burgemeester brengt ze dus ter kennis van de raad, maar de Commissaris van de Konin gin kan ze bekrachtigen of vernietigen. Niet de raad dus. De heer DE LAET heeft vanmiddag het nog even nagekeken in de gemeentewet, maar naar zijn mening staat er wel duidelijk bij, dat de raad de voorstellen die de burgemeester wel ter kennis moet brengen aan de Commissaris van de Koningin, wel moet bekrachtigen. De VOORZITTER vraagt waar dat dan precies staat. De heer VAN DER STOEL zegt, in lid 3 van dat artikel 220. De VOORZITTER zegt dat dit inderdaad zo is, maar het is geen rechtstreekse bevoegdheid van de raad. Het ligt n. 1. in dezelfde lijn van een opmerking die hier is gemaakt, dat hij op de brief van de winkeliersvereniging geantwoord heeft zonder de raad daarin te kennen. Het is nu eenmaal zijn verantwoordelijkheid. Hij is daarvoor wel verantwoording aan de raad schuldig maar de raad kan niet besluiten dat er een ander soort brief of iets dergelijks moet uitgaan. De raad kan hem afvallen als hij wil, maar de raad kan niet een andere brief schrijven. Hij heeft dus niet alleen het volste recht, maar ook de volste plicht om krachtens eigen verantwoordelijkheid daarop te antwoorden. Hij stelt het wel ter discussie in de raad omdat hij de verantwoordingsplicht aan de raad hierover heeft en niet uit de weg wil gaan. Dat is dus een andere figuur. Het is niet als het ware een concept-brief van de raad aan de winkeliers. Het is verder in zoverre een moeilijke materie, dat van de ene kant dreigt dat men een soort angst-complex ontwikkelt waardoor men bepaalde gevaren dreigt te gaan overdrijven. Als daar dan zo rationeel mogelijk op geantwoord wordt met de gegevens die hij van de poli tie gekregen heeft - en dan kan men wel over het aantal ruiten verschillen doch dat kan ook een kwestie van statistiek zijn: tel je aangiften of tel je een aantal gebroken ruiten - maar hij is er zich terdege van bewust dat, als op een dergel ijke brief met rationele cijfers wordt geantwoord, dit altijd bij sommigen het idee wekt dat het gebagatelliseerd wordt. Hij ziet haast geen middel om die indruk te vermijden en tegelijk toch rationeel te blijven in het antwoord op dit soort bezwaren. Voor alle duidelijkheid wil hij voor verder te gaan, toch tot de raad zeggen, dat hij de toe nemende baldadigheid en de toenemende kriminaliteit een ernstig en verontrustend ver schijnsel vindt. Dat ons allen grote zorgen moet baren Waarvan iedereen moet zeggen:

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1975 | | pagina 77