49
Hij wil verder nog even op de klok kijken. Het is tien voor half een. Hij zou voor de
2e termijn graag kortheid en duidelijkheid willen hebben.
De heer DEKKERS heeft min of meer de indruk, dat men van mening was dat hij de
Sosjale Joenit onder curatele zou willen stellen, met de voorwaarden die door hem zijn
opgesomd. Dat is beslist niet de bedoeling geweest. Hij heeft een positieve bijdrage
willen leveren aan een goede opzet van het bestuur en daarvoor bepaalde verantwoorde
lijkheden, zoals het naar buiten optreden, door bestuursleden die niet direct team-leden
zijn, of medewerkers, de financiën niet direct bij die team-leden-medewerkers bestuurs
leden te leggen, maar om dat in handen te geven van de andere bestuursleden.
Hij dacht dat dit een zinvolle bijdrage was, ook al ten opzichte van een eventueel aan
te stellen beroepskracht
Hij heeft verder gevraagd om de statuten ter goedkeuring aan de raad voor te leggen.
Dat ziet hij wel als een voorwaarde die gehandhaafd dient te blijven.
Dat is ook destijds, en dat heeft hem zeer verbaasd, dat dit daarom niet is gebeurd,
bij de Raad voor Jeugd- en Jongerenwerk geschied. Toen heeft de raad de statuten goed
gekeurd en de raad heeft toen ook duidelijk gesteld, dat deze RJJ zijn bestuursleden be
noemt nadat aan het college van B. W. voordrachten zijn gedaan.
Hij meent niet dat het bezwaarlijk zou zijn als dat hier ook gebeurde.
De namen van de mensen die mevrouw Elseman opsomde hoort hij vandaag voor het
eerst dus daar kan hij weinig van zeggen. Hij neemt aan dat de Joenit opzich daar geen
problemen mee zal hebben om die namen eventueel aan het college voor te leggen en dat
bericht dan even af te wachten.
Over de gevraagde taakomschrijving zei de wethouder, dat men die samen zal moeten
maken. De uitwerking van de taakomschrijving zal inderdaad een goede vorm van samen
spel moeten zijn maar het moet wel mogelijk zijn naar zijn mening, om op te stellen in
welke richting men ongeveer denkt en dat aan de raad wordt voorgelegd.
Een belangrijk discussiepunt zal daarbij dan naar zijn mening nog wel zijn, welke kwali
teit men van deze man zal willen; in welke richting gaat deze man werken; is het meer
organisatorisch of kan hij meer onmiddellijk inschieten op detherapeutische kwaliteiten
zoals ergens wordt genoemd in het rapport van de RJJ.
Er is niet helemaal ingegaan op de mogelijkheid van wel of niet koppeling aan de gees
telijke volksgezondheid. Hij dacht dat dat een belangrijke zaak zou kunnen zijn ook ge
zien in het licht van de reorganisatie die door verschillende raadsleden is bepleit.
Over de termijn van één jaar, vindt hij inderdaad dat de raad zou moeten beslissen dat
de Sosjale Joenit - men weet niet wanneer de man of de vrouw precies in dienst zal
kunnen treden - zo'n beroepskracht voor één jaar zou moeten aanstellen in tijdelijke
dienst. Als alleen maar zal worden beslist voor 1975, zal het kunnen gebeuren, dat er
misschien voor 3 maanden iemand aangesteld zou moeten worden en dat vindt hij toch
een onaanvaardbare situatie. Als de provincie verder zou zeggen deze zaak langer te
willen subsidiëren, kan de raad vrij kort daarop dezelfde beslissing voorgelegd krijgen
om ten opzichte van die man of vrouw wat meer rechtspositionele zekerheid te verschaf
fen.
Hij vindt het jammer dat niet is ingegaan op zijn opmerking, of de Sosjale Unit als
hoofddoel de hulpverlening ziet. Dat hetgeen in de nota staat, dat men ook naar veran
deringen streeft, zal iedereen kunnen begrijpen. Het moet echter geen hoofddoel zijn.
Hij gelooft tenminste niet dat het de bedoeling van de raad kan zijn om daar subsidie aan
te gaan geven.
Wat de 3 punten van de heren van de VVD-fractie betreft, kan hij zeggen dat het eerste
punt vrijwel met. het standpunt van de CDA-fractie overeen komt.
Hij dacht niet dat zijn fractie zo ver ging, dat gesteld werd dat ook 2 gemeenteraads
leden in het bestuur van die stichting moesten komen.
Een benoemingscommissie zou uit het bestuur van de Sosjale Unit gevormd kunnen wor
den en zou dan een nauw contact kunnen onderhouden met b. v. personeelszaken van de
gemeente.
De heer VAN KAAM heeft ook nog een enkele opmerking. Hij heeft in zijn betoog ge
meend te moeten benadrukken, dat hij rekening wil houden met de realiteit.
Hoe het in het verleden was, hoe het op dit ogenblik functioneert en ook de realiteit,
dat er groeperingen zijn, die zich met het huidige systeem niet kunnen verenigen.
Van daaruit bekeken wil hij dan het recht erkennen van een Sosjale Joenit.
Hij gelooft dat er tussen de opmerking van de wethouder en misschien ook van mevrouw
Stroecken een misverstand was, en hij wil dan ook nog even duidelijk zijn.