48
De heer van der Stoel vond de vergaderruimte onnodig maar zij dacht, dat die ruimte
er nu eenmaal is en het zou dan toch heerlijk zijn als die ruimte een beetje in orde kon
worden gemaakt en zou kunnen worden gebruikt.
Bij het OJC zou ook wel vergaderd kunnen worden maar dat is daar weer voor andere
dingen bestemd.
Hij zei verder nog dat een hulpverlener sterk in zijn schoenen moet staan.
Zij weet niet wat hiermee wordt bedoeld.
Bedoelt hij dat er zijn die niet sterk in hun schoenen staan.
De heer VAN DER STOEL zegt dat hij inderdaad heeft gezegd dat een hulpverlener sterk
in zijn schoenen moet staan, dus met 2 benen op de grond, en dat zij oplossingen moe
ten zoeken.
Mevrouw ELSEMAN kan zeggen dat, zodra deze mensen aan het werk zijn, zij beslist
niet wazig zijn en dat er heel wat stappen worden gezet om tot oplossingen te komen.
De heer Broos had verder genuanceerd gedacht deze keer. Dat is dan erg fijn.
Hij kwam nog weer eens op de onder-directeur van sociale zaken terecht.
Zij kan de heer Broos verzekeren, dat dat al heel ver is; dat er eerst nog wat gesprek
ken moeten zijn maar dat dan de raad aan de beurt komt.
Hij vond verder dat die vrijwilligers maar moesten werken en dat die daar dan een be
paald bedrag voor moeten krijgen en als zij hem goed begrepen heeft, is hij dus tegen
een beroepskracht. Dat had zij ook wel gedacht.
De heer Heijnen vroeg om een begroting en wie dat werk uit gaat voeren.
Dat werk zal echter door gemeentewerken worden uitgevoerd, zover zij weet.
Er zal echter eerst goedkeuring moeten komen.
De heer HEIJNEN vroeg uiteindelijk, of er door een architect getekend wordt en of het
door een aannemer wordt uitgevoerd, of wordt het hiermede hetzelfde probleem als bij
het sociaal Jongerencentrum. Daar gaat het hem om.
Mevrouw ELSEMAN zegt, dat het werk door gemeentewerken begeleid zal worden.
Er zal voor worden gewaakt dat het niet zal gaan zoals bij het open jongerencentrum,
dat men elkaar niet begrijpt en dat er daardoor zaken duurder worden.
De heer MASTENBROEK kan zeggen, dat het misschien wel wordt uitbesteed aan een
antiquair.
De heer HEIJNEN kan zeggen, dat die antiquair daarin best nog eens een lesje zou kunnen
geven. Als hij een ton mag gebruiken, kan hij wel 40. 000 gulden vinden.
Maar dan is de ton van de gemeenschap wel gebruikt.
Mevrouw ELSEMAN heeft verder van de heer de Laet enkele voorstellen gekregen, die
ook door 2 andere raadsleden zijn ondertekend. Die willen raadsleden in het bestuur
hebben. Daar is zij tegen. Zij weet niet wat het college daarvan vindt.
Over het andere punt, van de periode voor één jaar, daarover heeft de heer Dekkers
naar haar mening een ander voorstel ingediend.
De heer VAN DER STOEL meent dat het op hetzelfde neerkomt. Hij wil dat de beroeps
kracht voor één jaar wordt aangesteld, maar dat dat niet inhoudt dat dit een logisch ge
volg heeft; hij wil dan gewoon weer verder zien wat de provincie gaat doen.
Mevrouw ELSEMAN dacht niet dat het precies hetzelfde was als van de heer Dekkers.
De heer VAN DER STOEL kan zich gewoon bij het voorstel van de heer Dekkers aan
sluiten.
De VOORZITTER hoorde van mevrouw Elseman de opmerking; ik weet niet wat het colle
ge er van vindt. Hij heeft het idee, gezien de opstelling van het college tegenover andere
instellingen met raadsleden daarin, dat punt 2 van de voorstellen van de heren de Laet,
van der Stoel en van Kemenade door allen wel niet juist gevonden zal worden.
Er wordt dan weer een moeilijkheid bij gecreëerd.
Ook een benoemingscommissie moet hij ontraden, en hij gelooft ook hierin wel namens
het college te spreken, tenzij men hem zou afvallen hierin.
Dat geeft een vermenging van bevoegdheden waar alleen maar narigheid van kan komen.
Daar zijn genoeg voorbeelden van. Punt 1 zou dan verder wel aanvaardbaar zijn.