Ik 29 De VOORZITTER dacht nog al duidelijk geweest te zijn. Als de heer GORRISSEN het vanavond allemaal zo eens goed beluistert is er eigenlijk maar een knelpunt, en dat zijn dan de centen. Er schijnt een miljoenen-vermogen te zijn en dan kan hij niet begrijpen, dat dat financiële knelpunt niet op te lossen zou zijn. Hij dacht dat dat juist heel snel zou kunnen. Hij heeft alle begrip voor de verpleeginrich ting die zegt: wij vertikken het om in een zodanige positie gemanouvreerd te worden dat wij jaarlijks met tekorten zitten. Mevrouw STROECKEN wil nog graag weten wat nu de verantwoordelijkheid van de raad is gezien de statuten, over dat kapitaal waarop nu wordt ingeteerd. Niet dat zij zo erg op geld uit is, maar zij vindt het toch wel een zorg dat dit naar sala rissen gaat van rijke mensen, terwijl het eigenlijk voor de sociale pot moest zijn. De VOORZITTER kan zeggen, dat de raad een soort toeziend voogd is van het ABG. Het ABG is niet een gemeentelijke instelling maar staat onder toezicht van de gemeente en van GS. Er zijn dus eigenlijk 2 toeziende voogden. Men zou ook de raad de voogd kunnen noemen en GS de toeziende voogd. De raad moet dus de begroting goedkeuren. Het ABG mag geen uitgaven doen. De raad kan ook zeggen: ABG maak het maar op. Als op de begroting dingen worden opgevoerd die het COZ niet goedkeurt, maar het geld dan uit het vermogen wordt geput, kan de raad goedkeuren of niet goedkeuren. De heer WESTERHOF vraagt of de raad de bevoegdheid heeft om geld wat bestemd is voor een bepaald doel öf een naastliggend doel dan voor een heel ander doel te gaan gebruiken. De VOORZITTER zegt dat de raad bevoegd is om de begroting goed- of af te keuren. Als het ABG zou zeggen dat zij met de verpleegprijzen of met de recreatie van de ver pleegden niet met het geld kunnen uitkomen, en het geld dan elders uit wordt geput, heeft men juridisch geen been om op te staan. De raad kan zeggen het dan een slecht beleid te vinden en dat zo niet te zullen accepteren. De heer NIJPELS vindt dit heel belangrijk wat de voorzitter nu zegt. De VOORZITTER wil zijn voorstel aan de raad nu nog graag even herhalen, voor men de draad kwijt raakt. Dat voorstel is: Dat de raad een brief schrijft naar het ABG waarin ten eerste staat dat de raad zeer verontrust is dat de verpleeginrichting zodanig wordt gerund, in hoogte van salarissen en in aantallen personeel, dat de gaten alleen te stoppen zijn met giften uit het vermogen. Ten tweede, dat de raad verlangt dat in 1975 er ernstig naar wordt ge streefd om deze toestand ongedaan te maken. Dat daarover overleg gaande is tussen het regentencollege en B. W. Dat de raad verlangt dat dit beraad in 1975 tot een rapport leidt dat aan de raad kan worden voorgelegd, waarin staat wat wel en wat niet kan op de weg naar het ideale van een volledige scheiding van het vermogen en van de verpleeg inrichting. Ten derde zou hij het ook niet erg vinden als in de brief werd opgenomen, dat de raad zegt dat, als in overleg met het college niet in 1975 met een voorstel tot statutenwijziging kan worden gekomen, de raad het recht in eigen hand zal moeten nemen en eenzijdig een statutenwijziging vaststellen. Hij dacht dat een dergelijke brief niets aan duidelijkheid te wensen overliet en dat daar mede aan de verschillende wensen zou worden voldaan. Dat zal op dit moment ook het enige zijn wat de raad kan doen. De heer BROOS zegt dat de voorzitterqtoerkte dat de gaten te stoppen zijn met de giften uit het vermogen. In principe zou hij dat willen toejuichen evenwel: was dat maar waar. Zou er maar een half miljoen uit die pot gehaald kunnen worden voor dat doel. Dat is echter niet zo, want het gaat om de salarissen en het komt gewoon terug. De VOORZITTER bedoelt met giften niet een eenmalige gift. Hij bedoelde te zeggen, dat men uit het vermogen put om de gaten te dichten. Hij wil vragen of de raad het met een brief, waarin de door hem genoemde punten staan opgenomen, eens kan zijn. De heer NIJPELS dacht, dat de raad er recht op had, dat wat dieper op het beleid van het vorig regentencollege werd ingegaan. Daar ligt volgens hem de oorzaak van al deze moei lijkheden.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1975 | | pagina 34