22
De eerlijkheid en de rechtvaardigheid ten opzichte van anderen zowel in gemeentedienst als
niet in gemeentedienst, mede gezien de financiële konsekwenties, van een dergelijk voorstel
dwingen hem het college en de raad te vragen dit voorstel aan te houden voor nadere bestu
dering van die konsekwenties. Hij stelt zich zo voor, dat dit voorstel zeker m enkele com
missies nog wel eens doorgesproken dient te worden en hij vraagt zich ook af, wat de regio
gemeenten van dit voorstel zullen vinden.
De VOORZITTER kan zeggen, dat het college zich zeer wel bewust is van het feit, dat dit
financiële konsekwenties zal hebben. Het gaat hier natuurlijk niet over het al dan niet gunnen
van een vroegtijdig pensioen of zo. Het gaat hier om een rechttrekken van een functioneel
leeftijdsontslag voor bepaalde beroepen, zoals die al in heel Nederland geiden bij bran weer
en politie. Ook een politieman gaat met 55 jaar met pensioen, of beter gezegd met tune 10-
neel leeftijdsontslag. Het verschil daartussen zal iedereen wel bekend zijn.
Bij de hogere functionarissen kan het verder 55 jaar zijn ofwel ook 6o jaar, hetgeen hier an
voor de commandant geldt b.v. van de brandweer, die op andere plaatsen ook wel op 55 jaar
dit leeftijdsontslag kan krijgen, hetgeen dan een beetje van de samenstelling van het korps
Het gaat er gewoon om dat men op een gegeven moment geredelijkerwijze een politieman en
een brandweerman geen actieve dienst meer kan laten doen boven de 55-jarige lee tij
Een actieve dienst, die eventueel grote lichamelijke bezwaren en gevaren kan meebrengen.
Het is in dit geval dus eerder een recht doen aan de brandweerlieden ten opzichte van gelijk
waardige beroepen die al 55 jaar hebben dan een bevoordeling van de brandweer boven ander
gemeentepersoneel. Men moet deze zaak van die andere kant af benaderen.
De heer Franken opperde het idee om ze dan maar bij de preventie in te gaan zetten.
Dat kan n.l. in zoverre niet, omdat het korps te klein is om tot dergelijke specialistische
taken over te gaan. Iedere man moet volledig inzetbaar zijn.
Wanneer hij het b. v. over de beroepskern heeft, is deze dusdanig klein, dat, als die beroeps
kern dienst heeft, deze als totaliteit moet kunnen uitrukken. In de beroepskern lopen er een
paar die wat aan preventie doen. Die gaan 'savonds naar een voorstelling kijken o e noo
deuren open zijn en dergelijke.
Bergen op Zoom kan in zijn brandweerkorps deze specialisatie niet hebben.
Bij de beroepskern sowieso niet, want die is natuurlijk al uitermate klein en_bU e 1
gers ook niet, omdat de opkomstpercentages niet van dien aard zijn dat niet iedere man zou
nodig zijn die op het alarm verschijnt.
Het hele leefpatroon van de mensen is natuurlijk veranderd en het opkomstpercentage van
vrijwillige brandweer is ook weer van die orde van grootte dat men dat niet kan hebben.
Vandaar dit voorstel. Hij weet ook wel dat daar financiële konsekwenties aan vastzitten.
Hij dacht dat men dit voor de mensen, voor het personeel over moest hebben omd;at dit hun
alleen maar gelijkschakelt met practisch alle andere brandweerlieden in Nederland
Tot nu toe moeten zij eventueel tot 60 jaar blijven zitten, tenzij, zoals al verschillende malen
is voorgekomen, zij niet meer aan de strenge keuringseisen die nu eenmaal voor de brand
weerlieden gelden, kunnen voldoen en gedwongen met ontslag moeten.
Vandaar dat hij toch wel graag dit voorstel zou willen handhaven.
De heer A. J. FRANKEN heeft wel begrip voor het motief, dat het een gelijkschakeling betreft.
Dat zal ongetwijfeld wel waar zijn, maar als men alle zaken gelijk moet gaan schakelen aan
alle beste voorwaarden die er ergens mochten bestaan, dan geeft dit toch nog a wa„ onse
kwenties, dacht hij. De voorzitter zei, dat dit niet moest worden gezien als een bevoor
deling ten opzichte van ander personeel, maar dat ziet hij nu juist wel. Hij gunt ie ereen van
ganser harte maar vindt het onrechtvaardig dat deze brandweermensen met o5 jaar me un
ctioneel leeftijdsontslag kunnen gaan terwijl ander gemeentepersoneel - hij noemt b.v. e
mensen van de reinigingsdienst - die zwaar werk moeten verrichten dat niet kunnen.
Uit een oogpunt van billijkheid vindt hij het dus, mede gezien de rechtvaardigheid en de finan
ciële konsekwenties, onacceptabel. Hij wil dan ook graag aantekening tegen te zijn.
De VOORZITTER dacht niet dat het zin had om de door hem aangevoerde argumenten nog
eens te gaan herhalen. Hij kan het in zoverre wel met de heer Franken eens zijn dat er ook
wel andere mensen zullen zijn die graag wat eerder met hun werk zouden willen ophouden.
Dat is dan misschien een manco in de hele pensioen- en ontslagwetgeving.
Dat vindt hij echter nog geen reden om het mensen te gaan onthouden voor wie het eigenlijk
al iaren geldt alleen in Bergen op Zoom niet. Daar komt het eigenlijk op neer.
Als de heer Franken wil voorstellen om samen een vereniging in het leven te gaan roepen
om functioneel leeftijdsontslag te gaan vervroegen, heeft hij op voorhand al de instemming
van spreker. Hij heeft ook nog nooit kunnen inzien waarom een militair op 55 jaar met pen
sioen kan gaan en niet meer op zijn kantoorstoel kan zitten en een burgemeester wel.