3 Over punt e. kan de heer VAN DER STOEL zeggen dat dit gaat over een lacune die de gemeen teraad heeft gemeend te moeten constateren in de wet en waarover dan een brief is geschre ven aan de Staatssecretaris. Het antwoord van de Staatssecretaris verbaast hem dan. Er zit n.l. één positief ding aan en wel, dat het antwoord heel erg duidelijk is. Het bevreem dende van dit geheel vindt hij echter dat in dit antwoord van de Staatssecretaris, die samen met zijn minister altijd spreekt over kansen arme groepen en spreiding van kennis, daarvan niets terug te vinden is. Dit is dus alleen maar een opmerking. De VOORZITTER zegt, dat er bovendien nog een fout in de brief staat. Hij dacht wel, dat de heer van der Stoel dit ook ontdekt zou hebben. Dat heeft de heer VAN DER STOEL inderdaad. Bij punt v. wil de heer DE LAET opmerken, dat daarin op de eerste bladzijde een opmerking staat van de heer Nijpels, die echter niet geheel correct is weergegeven. In het volgende verslag van de democratiseringscommissie is dit dan ook gewijzigd, maar voor de volledigheid wil hij het ook hierbij even opmerken. Er staat, dat de heer Nijpels heeft gezegd, dat hij het niet eens is met de weigering van de voorzitter van de commissie voor algemene en juridische zaken om de klacht van winkeliers uit het Vierkantje over straatschenderij en vernielingen van en aan winkelpanden in deze com missie aan de orde te stellen, zo nodig in een besloten vergadering. Hij heeft n.l. gezegd, dat hij het niet eens was met de weigering van de voorzitter om in het bijzijn van de beide voorzitters van de winkeliersvereniging deze zaak ter discussie te stellen. Dat wil hij voor de volledigheid even opmerken. Zonder hoofdelijke stemming worden de ingekomen stukken voor kennisgeving aangenomen. De VOORZITTER stelt vervolgens aan de orde: het punt van de aanvullingsagenda, n.l. COTnpartimentering_Ooster schelde De VOORZITTER wil hierbij ter inleiding even opmerken, dat het college een brief heeft ontworpen voor gedeputeerde staten, die om advies hadden gevraagd, na een hoorzitting van GS. Het college stelt zich voor, dat deze brief ook wordt gestuurd naar de ministers van Verkeer en Waterstaat, van CRM, van Economische Zaken, van Volksgezondheid en Milieu hygiëne en aan de voorzitters van de beide Kamers, omdat dit de officiële weg is, en voor alle zekerheid ook nog aan alle Kamerfracties. Hij kan verder mededelen, dat in Steenbergen deze zaak ook in de raad aan de orde zal komen en dat bovendien wordt voorgesteld om aan de belendende gemeenten, de buur-gemeenten die er ook mee te maken hebben, n. 1. Woensdrecht, Halsteren en Steenbergen een verzoek te richten om adhaesie aan deze brief te betuigen. Dit dan ter aanvulling. Het is allemaal zo kort dag geweest. Er is zö weinig tijd geweest voor deze aangelegenheid. De heer DEKKERS zou dan willen beginnen met het college dank te zeggen voor de snelle wijze waarop het toch heeft geprobeerd op het rapport van de compartimentering van de Oosterschelde een stuk te maken. Het was inderdaad allemaal kort dag. Dat is in de brief van de CDA-fractie ook duidelijk aangegeven. Een aantal punten daarin zijn al in een schrijven van B. W. beantwoord, waaruit blijkt dat er het nodige werk is verzet om de aandacht op Bergen op Zoom te vestigen. De bedoeling van zijn fractie was duidelijk, om vanavond vanuit Bergen op Zoom een geluid te laten horen, dat aan deze zaak niet ongemerkt voorbij gegaan kon wordendoor de provincie, om daar dan maar mee te beginnen, en verder al die andere instanties, die de voorzitter daarnet zo keurig heeft genoemd. Het college heeft er zelfs nog voor gezorgd dat de brief in concept nog aan diverse mensen is toegezonden. Hierover wil hij nog vragen, of op pagina 1 bij punt 1 in de laatste zin en dan verder bovenaan op pagina 2, dit niet met elkaar een beetje in tegenstelling was. Bovenaan in de 2e alinea van pagina 2 begint op een gegeven moment: De uitvoering van een Reimerswaalplan enzovoorts. Hij meent, dat dit er waarschijnlijk wat duidelijker uit mocht springen, omdat dit toch wel een essentiëel onderdeel is van de brief. De voorzitter zei daarnet, dat de brief naar verschillende instanties zal gaan. Hij weet dan niet of er bij provinciale staten nog niet op zou kunnen worden aangedrongen, dat toch de staten van Noord-Brabant deze zaak in behandeling nemen en niet die hele zaak overlaten aan die commissie die werd ingesteld. De VOORZITTER dacht, dat de gemeente dit laatste niet in de hand heeft.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1975 | | pagina 202