i
MPS
20
de commissies kon worden afgedaan. Hij verwacht van het college in eerste termijn een dui
delijk ingaan op de door hem naar voren gebrachte punten om deze belangrijke zaak in de nor
male 2 termijnen te kunnen afronden.
De heer MASTENBROEK wil op 2 zaken ingaan en wel ten eerste op het voorstel zoals het
hier ligt en ten tweede de brief van de heer Broos naar aanleiding van dit voorstel.
Als toch wel min of meer de pretentie hebbend iets af te weten van weg- en waterbouwkunde,
rezen zijn haren - en dat zijn er nog al wat - te bergen bij het zien van de fouten die ge
maakt zijn bij dit plan. Hij wil niet ingaan op alle technische details maar het moet hem wel van
het hart dat er bijzonder onzorgvuldig tewerk is gegaan bij het onderzoek ten aanzien van de
grondstructuur in dit plan. In een terrein waarvan iedereen op zijn klompen kan aanvoelen
dat de grondstructuur moeilijk in elkaar zitwaarvan iedereen weet dat er slechte grondsoor
ten aanwezig zijn, moet een bijzonder zorgvuldig grondonderzoek worden verricht. De late
ontdekking waarover in het voorstel gesproken wordt, had beslist niet nodig geweest.
De voorzitter heeft vaak gezegd, dat de raad niet op de stoel moet gaan zitten van deskundigen
op een bepaald gebied. Hij moet zeggen door genoemde fouten de neiging te hebben gekregen
om dit wel te gaan doen. Meer dan in het verleden zal zijn fractie zich gaan bemoeien met
de technische details die kleven o. a. aan het bouwrijp maken van gronden. Het vertrouwen is
op een ernstige wijze geschokt. Hetgeen ook weer niet wil zeggen, dat hij het vertrouwen wil
opzeggen.
Hierna wil hij dan inhaken op de brief van de heer Broos. Hij begint zich zo langzamerhand
af te vragen, of de heer Broos nog iets te maken wil hebben met de naam van zijn partij,
n. 1. gemeentebelangen. In zijn algemene beschouwingen heeft de heer Broos niet nagelaten
om te proberen de wethouder van grondzaken af te maken met onzakelijke en onfrisse argu
menten. Eindelijk heeft de heer Broos nu wel een zakelijk argument gevonden om te proberen
genoemde wethouder naar huis te sturen. Aan zulk soort vertoningen doet zijn fractie niet
mee. Het zou de heer Broos sieren, eens wat meer na te denken over het woordje "opbouwend"
wat hij naast de woorden "kritisch" en "realistisch" in zijn algemene beschouwingen gebruikte,
De heer NIJP ELS heeft maar één zakelijke vraag. Was het de heer van Kaam bekend, dat die
grondslag niet goed was.
De VOORZITTER meent, dat de heer Nijpels hem dit maar een keer moet vragen. De heer
Nijpels moet wel aan het college vragen stellen.
De heer HEIJNEN wil hierover heel kort zijn. Hij vindt het tekort van 1. .300. 000. - een
zeer grote flater tegenover de gemeenschap. Daarom, zoals een raadslid eerder al eens
heeft gezegd, zouden er eigenlijk kaarten moeten zijn, rode en gele. Hij zou het college de
rode kaart willen geven en willen verzoeken om maar op te stappen, waar zij nu tonen geen
ruggegraat te hebben. Het spijt hem, dit al na 7 maanden te hebben moeten ontdekken.
Mevrouw STROECKEN vindt het een hele moeilijke kwestie. Er is nu alweer een heleboel
informatie gevraagd. Zij luistert met belangstelling naar het antwoord van het college.
Zij wil geen scheidsrechter zijn. Zij komt er gewoon niet uit. Als zij van de ene kant denkt
dat er toch iemand verantwoordelijk is voor deze gang van zaken en dan bij zichzelf vraagt
wie dan wel verantwoordelijk is, kan zij het naar 2 kanten schuiven. Zij kan het naar het
college schuiven en ook naar de ambtenaren. Men zegt dan, dat ambtenaren geen verant
woordelijkheid hebben. Dat weet zij nog ze net niet. Men moet hierbij toch naar beide kanten
uitdenken. Politieke verantwoordelijkheid hebben de ambtenaren niet, maar iedereen, ook
een ambtenaar zal toch wel verantwoordelijk zijn voor het werk wat hij doet, zowel in het
bedrijfsleven als bij ambtenaren.
Deze vraag is dan wel moeilijk te beantwoorden, maar zij zou toch wel iets meer daarover
willen weten.
Zonder dan verder een bepaald -raadslid met een steen te willen gooien, moet het haar echter
toch van het hart dat zij graag zou weten of het waar is dat dat raadslid de toegang tot de
stukken geweigerd zou zijn. Misschien is het vervelend dat die vraag nü gesteld moet worden,
maar zij vindt het wel belangrijk om het antwoord daarop nu te vernemen.
De heer BROOS meent al een bepaalde .bijdrage geleverd te hebben door zijn schrijven.
Hij wil eerst maar even afwachten wat het college daarop gaat zeggen.
Verder wil hij even ingaan op de woorden van de heer Mastenbroek. Rij kan daar heel concreet
op zijn. Ook erg kort. Het woord opbouwend, zoals de heer Mastenbroek het schrijft kan hij
n. 1. niet op gelijke wijze interpreteren. Het woord democratie wordt in Amerika hetzelfde
geschreven als in Rusland, maar het heeft daar wel 2 verschillende betekenissen, vandaar dat
het woord opbouwend misschien ook in de opvattingen van de heer Mastenbroek en hem hee
erg verschilt.