10
Haar conclusie hieruit is wel,dat er een gevaar begint te dreigen dat er wel naar zij hoopt
een hoop goede contacten zijn, tussen de regenten van het ABG en het college van B. W.
maar dat er op een gegeven moment wel door de raad een aantal dingen besloten moeten
worden. Zij vreest dat, als op de thans gevolgde voet wordt verder gegaan, de raad op
een gegeven moment met iets geconfronteerd gaat worden waarnaar men nog niet is toege
groeid. Zij meent dat de raad te weinig is ingelicht en te weinig mee kan denken en
anderzijds ook, dat het personeel en diegenen die bij het ABG betrokken zijn ook te weinig
zijn ge-informeerd Dat op een gegeven moment de zaken tussen het regentencollege en B, W
rond zullen zitten, maar dat er dan wel naar haar mening te weinig meedenken is geweest
van raadsleden en het personeel.
Ook de heer BROOS heeft hier een kleine opmerking over. Hij vindt het inderdaad niet juist
dat de voorzitter, door een uitspraak van de raad, het college heeft vastgepind aan een be
paalde datum. Dat betreurt hij ergens. ¥an de andere kant is er destijds ook over de pot
gesproken, dat die dus zou worden aangetast. Dat die pot is toegenomen met 400. 000. -
is hem echt wel bekend. Hij vond het toch wel prettig zijn hele betoog te hebben kunnen terug
vinden in de zin van: Mogelijk zal wel compensatie dienen plaats te vinden.
Dat zal dan helemaal afhankelijk zijn van de beslissing van het COZ in die affaire en ook dat
is algemeen bekend. Zolang er lucht in een bal zit is duidelijk dat die kan worden gebruikt
maar zo gauw hij leeg gaat lopen zal er lucht bij moeten worden gepompt. Dan zal men dus
die pot wel nodig hebben. Dat zit er ook dik in. Voor de rest kan hij nog zeggen dat de in
formatie door het regentencollege aan B. W. als. zodanig optimaal is geweest. Daar heeft
echt niets aan geschort.
De heer MASTENBROEK zegt dat die brief begon met te zeggen dat er ten aanzien van een
aantal facetten sprake was van een onjuiste voorstelling van zaken. Dan zou je mogen ver
wachten, dacht hijdat een aantal door de raad genoemde feiten ontkracht zouden worden
en dat heeft hij helemaal niet kunnen vinden. De in de brief door de raad genoemde feiten
blijven overeind staan en hij kan dan ook niets anders doen dan deze brief van het college
van regenten naast zich neer leggen.
De VOORZITTER kan mevrouw Stroecken verzekeren, dat er op dit moment zeer goede con
tacten bestaan tussen het regentencollege en B. W. Dat eendrachtig en naarstig wordt ge
studeerd op de beste oplossingen. De oplossing is dan in principe datgene wat oe raad naar
zijn mening ook wenst, n. 1. dat het vermogen van de oude erflaters en de verpleeginrich
ting ook juridisch worden gescheiden. Daar zitten heel veel technische factoren aan vast die
op dit moment in de raad niet bespreekbaar zijn. Dat is een vrij ingewikkelde zaak, Is het
wel een stichting, is het een overheids-stichting, is het wel B3, is het niet B3 enzovoorts.
Die splitsing is geen eenvoudige zaak. Dan ligt er ook de zaak van enkele te hoge salarissen.
Ook dat is een moeilijk punt, wat op dit moment nog niet bespreekbaar is. De contacten zijn
echter erg goed en de juridische adviseurs van beide kanten hebben erge goede contacten met
elkaar. Er werd bezorgdheid uitgesproken, of de raad straks niet voor voldongen feiten zal
worden gesteld. Zo gauw het college echt de zaak zó ver heeft dat het bespreekbaar is, wil
hij dat best in de commissie brengen, b. v. Dat is geen enkel punt.
De zorg van mevrouw Stroecken wat betreft het personeel, hierover kan hij zeggen dat B. W.
met het college van regenten samen, althans delegaties daarvan, een gesprek hebben gehad
met de vakbonden en die zijn volledig gecontenteerd kunnen worden wat betreft de intenties
met betrekking tot het personeel. Dat het personeel op enigerlei wijze schade zou lijden of
niet gekend zou worden, kan zij dus rustig vergeten.
Er was enige onrust onder het personeel ontstaan hetgeen was doorgedraigen tot de vakbonden.
Met die vakbondsvertegenwoordigers is er toen een gesprek geweest en dat is van weerskanten
volstrekt bevredigend verlopen.
De vakbonden zijn er van overtuigd kunnen worden, welke problemen er lagen en hoe die,
samen met de vakbonden zullen kunnen worden opgelost, als er al persoonlijke problemen
zouden zijn.
Wat het COZ betreft wil hij opmerken, dat dit orgaan natuurlijk niet almachtig is. Op een ge
geven moment zal een verpleeginrichting toch in vergelijking met anderen kosten-dekkend
moeten zijn. Dat is in het hele land zo. Daar zal dan ook naar moeten worden gestreefd.
Ook dat is een van de uitgangspunten bij het onderzoek van vandaag de dag.
Mevrouw STROECKEN vond dit antwoord gedeeltelijk wel bevredigend, zeker in verband met
het feit dat er met de vakbonden is gepraat. Zij hoopt dan maar dat deze ook weer met hun
mensen zullen praten, maar dat is dan weer hun zaak.