6 De heer BROOS wil in deze toch de heer van Kaam wel in zoverre bijvallen. De wethouder zei inderdaad dat er destijds na die pittige discussie geen motie of een voorstel tot stemming is ingediend. Er komt bij hem een vraag op, in zoverre er verschillende opvattingen bestaan hierover, en wel of deze eventueel te verhelpen zijn door het indienen van een motie. Als het antwoord op deze vraag bevestigend is zou hij de heer van Kaam willen vragen om nu direct een dergelijke motie op te stellen en daar kan dan nu over worden gestemd. De heer VAN KEMENADE meent dat in het kader van de bezitsvorming, juist voor die groep mensen waarvan men zegt dat het voor hen belangrijk is om een eigen woningbezit op te bouwen, hij wel voor het voorstel voelt. Alleen dacht hij dat het een beetje moeilijk was om dat voor dit ene geval te doen. Hij meent dat er dan een principe-besluit moest worden geno men om dat voortaan zo te gaan doen. Mevrouw STROECKEN is ook wel enigszins vewonderd over het antwoord van de wethouder. Er kan formeel worden gesteld dat het altijd zo is gedaan en dat de raad daar nooit tegen in is gegaan door een motie of wat dan ook. Zij had het dan toch een daad van wijs bestuur gevon den dat, als men weet dat er in de raad toch eigenlijk meningsverschil hierover bestaat, B. W. of de wethouder toch deze zaak eens in een commissie zouden hebben gebracht en het zodoende eens helemaal uitpraten. Zij vindt het op dit moment ook erg moeilijk om ja of nee te gaan zeggen Zij voelt wel voor het voorstel van de heer van Kaam maar is er wel huiverig voor om daar vandaag ja tegen te zeggen omdat zij niet helemaal de draagwijdte ziet. Zij gelooft niet dat dit agendapunt kan worden aangehouden maar zou willen voorstellen om het punt op zich eens in een commissie te brengen. De heer WESTERHOF weet niet of over een punt wat aan B. W. is gedelegeerd zonder meer een uitspraak kan worden gevraagd. Hij dacht wel dat de raad op voorstel van de heer van Kaam kon uitspreken dat het de wens was van de raad dat het college vanaf deze woning te be ginnen en voortaan als dat meer voorkomt, zal verkopen zonder verrekening. Dan is er ten minste een duidelijk beeld wat de raad wenst. Ook de heer GORRISSEN is van mening dat de wethouder de uitleg-macht wat eenzijdig han teert en dat dit inderdaad een onderwerp is wat op een andere manier moet worden opgelost. De heer ARNOYS zegt dat de heer van Kaam hem betichtte van koffiedik kijken. Hij heeft inderdaad een slag in de lucht gegeven. Het zou best kunnen zijn, dat er inderdaad nooit meer een andere instantie woningwetwoningen in Bergen op Zoom zal overdragen als de gemeente zelf. Dat heeft hij dan aan de hand van dit slecht gekozen voorbeeld getracht duidelijk te maken. En dan alleen maar om uit te drukken dat er naar zijn mening nooit meer sprake kan zijn van een uniforme regeling. Als n. 1. maar één instantie een bepaalde regeling toepast kan er na tuurlijk van uniformiteit geen sprake zijn. Wat door enkele sprekers naar voren gebracht werd over al dan niet verrekening is naar zijn mening bij vorige besprekingen al uitvoerig aan de orde geweest maar kennelijk nog niet voldoende. De gemeente past bij de verkoop van die wo ningwetwoningen niet zo maar een of andere toeslag toe, maar het is echt wel een verrekening die re'éel wordt geacht ook door het ministerie, dat al die besluiten tot nog toe heeft goedge keurd. Wat dat betreft wordt de gemeente dus gewoon door hogerhand gedekt. Dat wordt dan zonder meer gedaan om te voorkomen dat, als die verrekening niet wordt toegepast, dit op een gegeven moment een beetje scheeftrekkerij zou zijn ten opzichte van een woning die iil januari wordt verkocht en een die b. v. in september zou worden verkocht. Om voor eenzelfde woning dan eenzelfde maatstaf toe te passen is in het verleden deze regeling zo gegroeid en voor zover hij weet is die nog maar één keer bijgesteld. Als dan voor een bedrag, wat derma te klein is ten opzichte van de totale aankoopsom van een woningwetwoning, de raad daar moei lijkheden mee heeft, wil hij dat graag in een vergadering van het woningbedrijf nog wel eens uiteen te zetten hoe en waarom men hiertoe gekomen is en wat de beweegredenen zijn. Het is hiervan helemaal niet de bedoeling om iemand die een woningwetwoning wil &open het vel over de oren te trekken. Verre van dat. Het is gewoon om de kosten van bepaalde com plexen zodanig te verdelen, dat de rest van de woningen die niet verkocht worden niet feite lijk een gedeelte zouden moeten bijdragen van de kosten die ten opzichte van de te verkopen panden reeds zijn gemaakt. Daarvoor is die verrekening. Als dat in een redelijke orde wor t toegepast, wat spreker nog steeds meent dat gebeurt, is er voor hem geen enkele moeilijk- heid wat dat betreft. Als de raad dan na zo'n uiteenzetting zou zeggen het daarmede helemaal niet eens te zijn zou dat eventueel voor een volgende keer konsekwenties kunnen hebben.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1975 | | pagina 151