8 De VOORZITTER antwoordt hierop, dat in de jachtwet allerlei bepalingen staan waar onder dat de jacht alleen maar kan worden uitgeoefend, wanneer men een bepaald aaneen sluitend terrein van minstens 40 HA heeft. Het heeft dus geen enkele zin om een enkel los liggend perceeltje, tussen andere in, openbaar te gaan verpachten. Dat moet worden verpacht aan iemand die er ook metterdaad kan jagen, die dus het ge bruik van de jacht kan hebben op de belendende percelen. De heer NIJPE LS is toch niet helemaal tevreden. De VOORZITTER dacht, dat dat wel meer voorkomt. De heer N IJ PELS meent, dat er wel meer mensen zijn die een aaneensluitend jacht gebied zoeken en die daar dan eventueel ook van die jacht gebruik zouden kunnen maken. De VOORZITTER zegt, dat dat niet daar zal kunnen. De betrokkene uit het voorlig gend stuk heeft daar de belendende percelen, zodat hij er iets aan heeft en een ander niets. Zonder hoofdelijke stemming worden de ingekomen stukken voor kennisgeving aangenomen. 3. Schrijven van burgemeester en wethouders_v^_Bergen_op Z^wm_ddLJH_ maart Desbe treffende "Nota inzake_in sp rduresT L_ De heer DEKKERS vindt deze nota, die via de democratiseringscommissie is binnenge komen, erg te waarderen en een van de tekenen, dat deze commissie duidelijk zijn weg aan het vinden is. Dat was ook al wel gebleken uit de verschillende inspraak-procedures die inmiddels onder voorzittersschap van de voorzitter van die commissie zijn gehouden. De heer BROOS zou tot de vorige spreker willen zeggen, dat men nooit beter kan doen dan met de wind meevaren. Dat gaat nog steeds het best. Hij wil nog één vraag stellen. Het stuk is ter kennisname aan de raad aangeboden. Dat houdt toch geen enkele principe uitspraak in of men hierin meegaat of niet, wil hij vragen. De VOORZITTER zegt, dat het college aan de raad vraagt om in te stemmen met een bepaalde gedachtengang. De heer BROOS zou dan graag aantekening hebben, dat hij er niet mee instemt. Mevrouw VLUG wil ook nog graag een opmerking maken. Het college heeft n. 1. in een begeleidend schrijven gezegd, van mening te zijn dat een formele beroepsmogelijkheid op de democratiseringscommissie juridisch niet mogelijk is en bestuurlijk minder ge wenst. Zij wil dat graag wat toegelicht hebben want het is haar hartewenss dat dit wel zou kunnen. De heer HELSLOOT is blij met de opmerking van de heer Dekkers. Hij vindt het alleen typisch, dat die opmerkingen net komen op het moment dat de door hem genoemde voorzitter op dit moment als nummer 16 op een bepaalde verkiezingslijst staat vermeld. Dat zal er wel niets mee te maken hebben, maar het is hem enkel opgevallen. De heer DEKKERS zegt, dat dat er inderdaad niets mee te maken heeft. De heer HELSLOOT is vanavond nu eenmaal in een wat argwanende bui en vandaar de opmerking. Voor de zoveelste keer heeft de heer Broos weer eens "tegen" gezegd, zonder aan te dui den waarom deze tegen is. Verder wil hij opmerken, dat B. W. wel geantwoord hebben aan de raad naar aanleiding van de brief van de democratiseringscommissie over de toekenning van een formele be roepsmogelijkheid, maar hij wil daar wel uitdrukkelijk bijzeggen, dat over een formele beroepsmogelijkheid in het stuk niet wordt gesproken. Het is eerder een kwestie van voorzichtigheid dan van kritiek op een uitspraak die daarin zou hebben gestaan. De VOORZITTER was bij het snuffelen in de papieren juist ook tot die conclusie geko men. Het college zegt helemaal niet het niet eens te zijn met het op pagina 2 gestelde onder 3, maar ter voorkoming van misverstanden wordt gezegd, dat het nooit een formele be roepsmogelijkheid kan zijn. Daarvoor is de juridische structuur helemaal niet aanwezig. Als iemand naar de democratiseringscommissie wil gaan, kan die dat rustig doen. Mevrouw VLUG heeft toch wel kritiek op dat formele. w

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1974 | | pagina 79