2 verdedigd. Maar die kant moeten we, dacht ik, met de democratie niet op. Alleen dienen we er voor te zorgen - ik wil het nogmaals duidelijk naar voren brengen - dat de gezagsdrager, die dus ook macht uitoefent vervangbaar is. Ik kom dan vanzelf op een tweetal - bij de begrotingsdebatten reeds genoemde - vor men van democratie: de participatiedemocratie en de representatiedemocratie. In Nederland heerst officieel nog het stelsel van de representatiedemocratie. Voor kamerleden b. v. geldt, dat zij opereren zonder last of ruggespraak. Datzelfde geldt ook voor een gemeenteraad. Onze wet kent dus de vorm van de representatiedemocratie, wat betekent, dat de bur gerij mensen kiest, na een bepaalde periode weer opnieuw kiest, of niet meer kiest - dat is dan die vervangbaarheid van de macht - Maar officieel in de wet is het zo, dat zolang als zij daar zitten zij, zonder last of ruggespraak namens - gekozen door die burgers - deelnemen in het gezag. En nu doet zich in de huidige ontwikkeling het feit voor, dat die representatiedemocra tie doorkruist wordt door andere vormen van democratie, die niet wettelijk geregeld zijn, maar die langzamerhand toch zodanig in zwang zijn geraakt dat ze bijna aan codificatie - opneming dus in de wetgeving - toe zijn. Dat is het rechtstreeks - dus zonder representatie of met een ad-hoc representatie - deelnemen aan de beleidsbeslissingen door de betrokken burgers. Ik denk b. v. in dit verband aan wijkcomité's, vakbondsbesturen enz.waarin naast een bepaalde representatie toch ook een stuk participatie zit, waardoor, zoniet de jure dan toch de facto, de beleidsbeslissing mede getroffen wordt door de rechtstreeks betrok kenen. Die systemen dreigen natuurlijk wel eens te botsen. In zo'n geval spreekt men van uit holling van het parlement of uitholling van de macht van de gemeenteraad, omdat in feite deze z.g. buitenparlementaire acties het beleid soms meer bepalen dan de be sluitvorming van de gekozen vertegenwoordiging. Maar democratie is nog iets meer dan deze wettelijke vastlegging van vervangbaarheid, van representatie en van participatie. Democratie is natuurlijk ook nog een stuk gesteltenis. En dan komt men aan begrippen van evenwaardigheid, van gelijkheid, van de instelling van de toevallige gezagsdrager ten opzichte van de bestuursdaden als zodanig. N. 1.dat men bij het besturen er van uitgaat, dat men niet zijn persoonlijke voorkeuren of smaken laat gelden - dat geldt voor het hele bestuur - maar dat men zoveel moge lijk het bestuur, het gezag wat er op een gegeven moment moet zijn, uitoefent in het algemeen belang. Daarbij zal men het nooit iedereen naar de zin kunnen maken. Er moeten nu eenmaal op een gegeven moment knopen worden doorgehakt. En daar zullen dan individuele burgers onder lijden, terwijl het algemeen belang het toch vraagt. Maar dat neemt niet weg, dat de bestuurder toch altijd moet kijken naar het belang van het geheel en zoveel mogelijk moet trachten de individuele en evenwaar dige ontplooiing van iedere burger mogelijk te maken en zoveel mogelijk de voorwaar den te scheppen, waarin ieder zijn eigen leven zoveel mogelijk kan leiden. In principe moet in de democratie alleen datgene verboden zijn, wat de ander hindert. De vrijheid van iedereen moet beschermd worden en verbodsmaatregelen mogen er eigenlijk alleen maar zijn - en de meeste zijn dat ook wel - om de vrijheid van de ander te waarborgen. Om een voorbeeld te noemen: voor de een is het verantwoord om op een bepaalde weg 150 k.m. te rijden; maar als er gelijkvloerse kruisingen zijn, krijgen de mensen die over moeten steken nooit meer de kans om dat te doen, omdat de auto's met té grote snelheid aankomen. In dat geval betekent de absolute vrijheid van de een, de absolute onvrijheid van de ander. En daar moet de overheid dan in middelen. Het is een simpel voorbeeld, maar datzelfde geldt voor zoveel andere terreinen. De dienende functie van het bestuur is hier direct mee verweven. Het bestuur moet dienen; niet om het iedereen zoveel mogelijk naar de zin te maken in de platvloerse betekenis van het woord, maar om inderdaad een algemeen belang te dienen, d. w. z. het belang van zoveel mogelijk burgers. Deze gedachte mag wel eens een keer duidelijk expliciet worden uitgesproken. Van de andere kant moeten de burgers er altijd van overtuigd zijn, dat zij niet staan tegenover "de regering" of "de gemeente", want dat zijn ze in feite zelf. Het zijn hün gekozen vertegenwoordigers. Zeer in het bijzonder geldt dat op het terrein van de financiering van bepaalde objecten. "Dat moet de gemeente maar betalen", is een veel gehoorde kreet. Maar wanneer men dat zegt moet men zich altijd realiseren, dat men in feite zegt: "daar moeten alle andere mensen voor mij aan meebetalen". Concrete voorbeelden

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1974 | | pagina 6