26
De heer VAN HEYST meent, dat men dan eigenlijk ook geen bouwrijpmaak-kosten
zou behoeven aan te vragen. Uiteindelijk komt het allemaal bij de verkoop van de gron
den toch terug. Idem zoveel jaren ervoor moet men het echter wel zelf betaald hebben,
De heer A J FRANKEN is uiteraard zeer teleurgesteld over het antwoord van de
beide wethouders wat betreft zijn opmerkingen over de planologische zaken, die door
de PPC zijn gemaakt. Hij zou willen weten, waarom het college dan dit stuk bij
de stukken heeft gelegdDat was dan niet nodig geweest en zeker ook niet om er dan
nog commentaar bij te leveren.
Als er werkelijk konsekwenties zijn met betrekking tot het bouwrijp maken, wordt er
hierdoor weer vertraagd.
Hij hoopt dan maar, dat dit weer niet een van de vele voorbeelden wordt waarbij ver
traagd wordt doordat een zaak niet meteen is afgerond. Er blijven vraagtekens.
Hij zal uiteraard niet tegen het voorstel stemmen maar het zou heel goed mogelijk
kunnen zijn dat, als er straks een antwoord is gekomen op de opmerkingen van de PPC,
er weer opnieuw een verhoogd krediet moet worden gevraagd.
Hij moet betreuren, dat deze zaken niet grondiger zijn voorbereid.
Wat de BTW betreft, deze zal natuurlijk in eerste instantie betaald moeten worden.
Dat is echter ook bij de gemeentebedrijven het geval.
Het gaat hier over de verrekenbare BTW en in het grondbedrijf is de BTW verreken
baar. Hij gelooft dat het college in zijn voorstellen konsekwent moet zijn.
Alles wat verrekenbaar is, moet naar zijn mening buiten de kredietaanvrage worden
gehouden. Daardoor heeft men ook een grotere mogelijkheid tot een zuiverder krediet
bewaking, dacht hij.
Hij hoopt dan maar, dat het college bij volgende voorstellen daarin konsekwenter zal
zijn.
De heer GORRISSEN wil alleen nog even zijn vragen aan de wethouder herhalen.
De heer HART E L zal dat dan maar even doen. Dat eerste-klas gemeente worden is
ingegaan per 1 januari 1974. Alle aanvragen die voor die datum ingediend zijn, en
waarvoor dus vóór die datum nog geen beschikkingen zijn binnengekomen zullen eerste
klas gehonoreerd worden.
De heer GORRISSEN vraagt: en die nog niet afgerekend zijn.
De heer HART E L zegt dat niet zeker te weten. Hij dacht echter dat ook daar de
zelfde regeling voor geldt.
De heer Franken zal dan verder toch wel moeten toegeven dat de opmerkingen, door de
PPC gemaakt, maar randopmerkingen zijn. Dat die aan het plan als zódanig, aan de
hele opzet van het plan niets veranderen. Of de tuintjes nu wat groter moeten worden
of zo klein blijven als in eerste instantie gepland, is toch geen wezenlijke ingreep
in het plan. Hij kan vooruit wel zeggen, dat het college op veel van de opmerkingen
die door de PPC zijn gemaakt, op in zal kunnen haken.
Het plan zal echter nog uitvoerig in de raad behandeld worden.
De heer A;JFRANKEN wil vragen, of a.1 bekend is wanneer het plan in de raad
komt.
De heer H ART E L hoopt al eind februari, maar het zou ook eind maart kunnen worden.
De heer VAN HEYST kan de heer Franken geruststellen. Als eventueel delen van
het geplande openbaar groen bij de tuintjes worden getrokken, heeft dat geen enkele
invloed op de grondkavelprijg. Datzelfde heeft hij trouwens ook al in de commissie
grondzaken verteld. Verder zei de heer Franken, dat er haast gebóden is.
Daarom juist is dit voorstel voor het bouwrijp maken-krediet voorgelegd. Hij weet
drommels goed, dat men nog niet klaar is met de opmerkingen van de PPC maar er
wordt geprobeerd nu parallel te werken. Terwijl dus daaraan wordt gewerkt, probeert
het college bij de raad instemming te verkrijgen voor het krediet voor het bouwrijp
maken. Hij meent, dat dit toch wel degelijk past in het systeem van zoveel mogelijk
haast maken want het zal de heer Franken toch ook wel bekend zijn, dat er hier een
belangrijke som aan de orde is waarvoor toch ook nog financieringsmiddelen verschaft
moeten zullen worden. Het is dan ook noodzakelijk, om hiervooi' zo vlug mogelijk bij
de hogere instanties aan de bel te trekken.
De heer Franken moet het het college dan maar niet kwalijk nemen, dat het niet ook
direct op alle opmerkingen van de PPC een antwoord klaar heeft.
Als dat het geval was geweest, had nu op dit moment het plan ineens aan de raad aan
geboden kunnen worden.
Zonder hoofdelijke stemming wordt het voorstel aangenomen.