22
Mevrouw E L S E M A N wil graag weten, of de mensen daar hiermede bekend zijn.
De heer HART E L dacht dat, zo gauw die mensen iets aanvragen, hen dat wel gezegd
zal worden. Men is nu bezig met een onderzoek pand voor pand en hij dacht, dat het
daarbij ook wel verteld zal worden want er wordt die mensen dan ook verteld wat het
allemaal gaat kosten.
De heer HELSLOOT wil dan even opmerken, dat mevrouw Elseman van de wethou
der geen antwoord op haar vraag heeft gekregen. Zij stelde toch een hele simpele
vraag, of die mensen dat weten ja of nee. Alle randbeschouwingen daaromheen inte
resseren hem niet zoveel.
De VO OR Z IT T ER meent, dat er dan in het vervolg maar een computer ingeschakeld
moet gaan worden.
De heer HELSLOOT zegt, alstublieft niet. Hij wil voorstellen, om gewoon maar
simpel te blijven. Het antwoord op deze vraag kan gewoon zijn: ja of nee.
De heer HART E L veronderstelt, dat door de contacten in de projectgroep, welke
groep dan ook weer contact heeft met het actie-comité, en ook door de ambtenaren
die voortdurend door de wijk heengaan en huis voor huis onderzoeken en daar soms
een dag of zelfs meer mee bezig zijn, daardoor toch wel bekend gemaakt zal worden
welke subsidie-mogelijkheden er zijn.
De VOORZITTER wil, wat het hoofdprobleem betreft hieraan nog even iets toe
voegen Het college heeft er geen moeite mee om te bekijken of op vrijwillige basis
die plicht tot zelfbewoning kan worden ingevoegd.
Hij zou echter ook dringend aan de raad willen vragen om dit voorstel toch - met deze
neven -opdracht aan B. W. - goed te keuren.
De heer A JFRANKEN zegt, dat de voorzitter het nu heeft over zelfbewoning en
het twistpunt ligt bij de vervreemding.
Dat wil de VO OR Z IT T ER be-amen. Een vervreemdings-clausule dus.
Als de raad het voorstel zou verwerpen is het, mede gezien het voorlopig koopcontract
niet alleen een geschil tussen 2 gelijkberechtigde civiele partijen maar dan zou het
college ook nog beschuldigd kunnen worden van een onrechtmatige overheidsdaad omdat
niet voortgeborduurd wordt op het voorlopig koopcontract, waarin over deze bepaling
niet werd gesproken. Die mogelijkheid zit er dik in.
Dat is de heer BROOS niet met de voorzitter eens. Het college kan n.l. niets beslis-
sen. Dat doet de raad.
De V O OR Z IT T E R zegt, dat er een voorlopig koopcontract is.
De heer HELSLOOT vraagt, waarom het dan een raadsstuk is.
Dat vindt de heer BROOS ook. Dan kan de raad wel naar huis worden gestuurd,
dacht hij.
De VOORZITTER zegt, dat men ook niet moet vergeten, dat het in de raad al meer
malen in bespreking is geweest en dat over deze bepaling nooit gesproken is.
Dan komt men op het verschil met een normaal voorlopig koopcontract waarbij er spra
ke is van 2 gelijke civiele partijen. Er zijn n. 1. bij de toekomstige kopers bepaalde
verwachtingen gewekt. Juist op grond van gewekte verwachtingen kan eventueel een
beschuldiging van onrechtmatige overheidsdaad komen. Daar moet de raad wel even
voor uitkijken.
De heer BROOS dacht toch, dat het college altijd de restrictie hanteerde, dat de
raad het goed moet keuren.
De VOORZITTER wilde de raad alleen maar voorstellen - en niets meer - om dit
voorstel te aanvaarden en B. W. op te dragen te trachten op vrijwillige basis die
vervreemdingsclausule alsnog opgenomen te krijgen.
Als de raad dat niet zou willen doen, zal de raad het voorstel moeten verwerpen en
tegen het college zeggen, maar met een ander voorstel te komen.
Dan zal het college gaan onderhandelen, waarbij moet worden afgewacht waar dat dan
op uitdraait.
Dat is dan nog het enige alternatief.
De raad kent dus het voorstel van B. W. met de neven-opmerking die hij er ten over
vloede nog aan heeft toegevoegd. Wil de raad het in die geest aanvaarden dan kan er
verder worden gewerkt. In het andere geval moet de raad het voorstel verwerpen en