i 8 Men begint nu opnieuw. Met een rationeel personeels-beleid enerzijds geschraagd door een taak-omschrijving en anderzijds door een persoons - beoordeling Hij meent dat. dat toch een goede zaak is. Het. college heeft helemaal niets te verbergen, zou hij tot de heer Nxjpels willen zeggen. De heer VAN KAAM heeft eerder al gezegd dat deze nota niet precies in vakjes aangeeft hoe de zaak zich zal gaan ontwikkelenHet zijn meer een aantal richtlijnen, waarlangs het college meent in de toekomst een verantwoord personeelsbeleid te kunnen gaan voeren. Daarbij is van groot belang datgene wat de heer A. Franken aanroerde, n. 1. die perso neels-planning. Bij verschillende begrotings- behandelingen is door spreker reeds aan de orde gesteld, dat, wanneer een personeels-planning louter afgestemd gaat worden op een bepaald percentage van de loonkosten, het allemaal uitermate moeilijk gaat worden. In de loop der jaren heeft men dat moeten ondervinden. Op het ogenblik blijkt dat ten aanzien van de personele planning er voor het jaar 1974 een achterstand is gekomen. Wil men die achterstand inhalen, dan zal men ook voor het jaar 1974 - en dat ligt ook nog in de bedoeling van dit college - met voorstellen moeten komen. De voorzitter is daarjuist al even ingegaan op de opmerkingen over beoordeelde, be oordelaar en een conflict-situatie die zou kunnen ontstaan. Naast het feit dat dit door de betrokkene zonder meer met zijn chef kan worden opgenomen is vanzelfsprekend ook de mogelijkheid aanwezig dat de betrokkene middels zijn organisatie deze zaak laat on derzoeken. Over de nota is ook het nodige contact geweest met de organisaties en hij kan zeggen, dat deze volledig achter de nota staan waarbij wederzijds werd gesteld, dat door het college de organisaties volledig zullen worden geïnformeerd over datgene wat 'bij het personeelsbeleid zal worden gedaan en anderzijds zullen de organisaties ook regelmatig die gegevens verstrekken - zoals vandaag de dag algemeen gebruike lijk. De heer Hendriks had het over medezeggenschap. Hij wil er dan op wi jzen dat bij de grote takken van dienst - en met name bij gemeentewerken en bij gemeentebedrijven en bij het gemeentelijk woningbedrijf - een medezeggenschapscommissie aanwezig is welke in overleg met het georganiseerd overleg tot stand, is gekomen. De opmerking die in de Kabo heeft gestaan is hem uiteraard ook niet onbekend. Diegenen die de vergaderingen van het g. o, hebben bijgewoond weten dat er op dit punt af en toe zeker verschillen van inzicht bestaan. Hij dacht dat dit ook een hele normale zaak is. Al zal in enkele gevallen de toon van zo'n stuk voor een buitenstaander eens wat fel uitvallen, kan hij toch wel zeggen dat in het algemeen gesproken met de organi saties - en dat is ook de laatste keer wel gebleken - van een behoorlijk overleg sprake is. Hij zou verder willen aansluiten bij hetgeen door de heer Gorrissen is gezegd. Deze nota is nogmaals een aanzet om te komen tot een nieuw personeelsbeleid. Hoe het verder precies zal gaan kan niemand precies zeggen. Hij wil de raad vragen om zich in grote mate achter deze nota te stellen. De heer A. J. FRANKEN heeft nog een korte opmerking. Van de zijde van het college is gezegd dat er opnieuw een taak-inventarisatie zal komen, dus een nieuw stoelrapport. De wethouder zei dat wat de planning betreft er nu al een achterstand is. Spreker vraagt zich dan af hoe het mogelijk is nu al te constateren dat er een achterstand is terwijl er nog geen taak-inventarisatie is. De heer M. J. FRANKEN heeft op zijn in eerste termijn gestelde vraag eigenlijk geen ant woord gehad. Hij zou de wethouder willen vragen of deze er enig idee van heeft hoe dat in zijn werk zal gaan. Hij kan zich voorstellen dat, als iemand regelmatig een goede beoordeling krijgtdeze dat op een gegeven moment best wel eens gehonoreerd wil zien. De heer HE LSLOOT1 hoorde van de wethouder, dat dit een aanzet is en dat hij de raad vroeg om zich daarachter te stellen. Hij wil daarmede akkoord gaan maar zou dan verder aan het college willen vragen of deze een aantal suggesties uit de raad wil over nemen. Er is klaarblijkelijk wat misverstand over de door hem gestelde vraag en hij houdt het er derhalve maar op dat hij die niet duidelijk genoeg heeft gesteld» Het gaat hem niet om een oplossing in een typische conflict-situatie. Hij wil ook niet spreken over het nederlands recht en ook niet over de organisatie en over bonden die dan achter de man zouden staan, Als het n. 1. al zover is is het al een erg precaire zaak geworden, dacht hij. Hij praat alleen maar over een normale situatie dat een be oordeelde er belang bij heeft te weten dat de beoordelaar verantwoording verschuldigd

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1974 | | pagina 195